Nu steeds meer Belgen volgens deskundigen in de stad zouden moeten gaan wonen, wordt het juist daar almaar warmer.

De stad als snelkookpan: ‘Welkom in het hitte-eiland.’

Waarom het almaar heter wordt in de Vlaamse steden: ‘Wat doen die betonnen blokken hier?’

Is het toeval dat de voorbije zomer zo heet was of is er meer aan de hand? De gevolgen van de opwarming van de aarde in vijf afleveringen. Niet in 2050 aan de andere kant van de wereld, maar nu, dicht bij huis. Vandaag: hitte in de steden.

Geschreven door Barbara Debusschere, foto’s: Eric de Mildt, video: Matthias Himschoot. Grafieken en kaart door Jan Straetmans.

Mensen lijken, op een bloedhete middag in Gent, een beetje op schapen. Het is 39 graden. De straten en pleinen liggen er verlaten bij. Aan de voet van het Belfort troepen de enkelen samen die zich toch buiten wagen. Zonder het te beseffen, schuilen ze allemaal op de koelste plek in de buurt: daar waar bomen staan. Iemand laat een waterverstuiver rondgaan. Een Brit vraagt of hij in de Graslei zou mogen duiken.

Het was opnieuw een zomer van hondsdagen en hitterecords. Nooit eerder zagen we het kwik in ons land hoger klimmen. Gezinnen vallen zonder stroom, treinverkeer raakt in de war. Uitbaters van terrasjes klagen dat de hitte het volk weghoudt. Alleen weten ze niet meteen tegen wie ze die klacht moeten richten. Ook elders in Europa, en dan vooral in de steden, pieken de temperaturen.

“Welkom in het stedelijk hitte-eiland”, zegt Marie-Leen Verdonck, die met ons onder de bomen aan het Gentse Belfort staat te puffen. Ook zij heeft zo’n gezichtsspray bij zich. Verdonck schreef een doctoraat over het stedelijk hitte-­eiland­effect. De term doet denken aan metropolen in warme landen zoals Peking, Mumbai, Melbourne of Los Angeles. Of Churu, een stad in het noorden van India waar het in juni 50,8 graden werd en die zo de internationale media haalde. Maar steeds vaker laat dat stedelijk hitte-eiland zich ook hier opmerken. Het is nu al gemiddeld 2,5 graden warmer in België dan 200 jaar geleden. Sinds de jaren 70 zijn er meer warme dagen en drie keer meer hittegolven. Bovendien warmt het in de stad sneller op dan daarbuiten, vooral ’s nachts.

Op zich is dat stedelijk hitte-eiland niet nieuw. Gemiddeld is het in een middelgrote stad altijd een paar graden warmer dan erbuiten, ook in de winter. En dat is ook altijd al zo geweest. Begin negentiende eeuw schreef de Britse meteoroloog Luke Howard al dat de stad “kunstmatige warmte genereert door haar structuur, bevolkingsdichtheid en consumptie van brandstof”. Met hun grote massa aan steen, beton, asfalt en staal en hun compacte structuur werken steden als warmte­magneten. Ook het stadsverkeer en andere activiteiten, zoals zoemende airco’s, zorgen voor extra warmte. Tijdens hittegolven kan die bijkomende hitte in de stad ’s nachts oplopen tot een verschil van 8 à 9 graden in vergelijking met de buitenrand. Op die momenten merken we dat het hitte-eiland bestaat.

Een zonneklopper bij de Gentse Stadshal.

Algemeen geldt: hoe groter de stad, hoe meer hitte. In steden als Londen en Tokio kan het wel meer dan 10 graden warmer zijn dan in de rand. In ons land heeft Brussel-centrum het meest last van het hitte-­eiland­effect. Daarna komen Antwerpen en Gent.

Ook de afstand tot de kust en de bodemsamenstelling spelen een rol. Door droge zandgrond en een grotere afstand tot de verkoelende zee wordt het in Limburg warmer dan in West-Vlaanderen. Resultaat: een sterker hitte-­eiland­effect in het centrum van Hasselt dan in Brugge, ook al heeft die laatste stad de helft meer inwoners en een hogere bevolkingsdichtheid.

Hoezeer een stad verhard is en ook haar structuur hebben een invloed. Het is geen toeval dat Billy Idols hit ‘Hot in the City’ uit 1982 zich afspeelt in New York. Een strakke plattegrond en veel hoogbouw warmen de stad nog meer op dan een grilliger stratenpatroon en laagbouw. Experts noemen rechte straten met hoge gebouwen niet voor niets ‘stadsravijnen’ – het wordt er extra warm omdat de warme lucht nergens heen kan.

Het is ook helemaal geen toeval dat u zich tijdens een hittegolf overdag nog wel door de stad kunt slepen, maar dat u ’s nachts knettergek wordt van die permanente haardroger. En dat Billy Idol zingt: “It’s hot here at night, lonely, black and quiet, on a hot summer night.” Het hitte-eiland slaat vooral ’s nachts toe, omdat de stad de hitte die ze overdag absorbeert, weer afgeeft. Zeker als het dan nog eens windstil is, kan de warmte niet weg en is het afzien in de slaapkamer.

In Gent kan het verschil ’s nachts oplopen tot 6 graden, zegt onderzoeker Steven Caluwaerts van de afdeling Fysica en Sterrenkunde aan de UGent. Hij zette de enige realtime­metingen van het hitte-eiland op, met zes meetstations in en rond de Arteveldestad en Mechelen.

Op 23 juli, tijdens een van de hittegolven, was het overdag in het centrum van Mechelen bijvoorbeeld 2 graden warmer dan in natuurgebied Mechels Broek net buiten de stad, zo tonen meet­gegevens van Caluwaerts.

Gemiddeld is het in de stad altijd een paar graden warmer dan erbuiten.

Zes meetpunten in en rond Gent tonen dat effect.

Zo warm was het op 23 juli tijdens een hittegolf.

Die middag was het ongeveer even warm in de stad als in het landelijke Melle.

Maar 's nachts liep het temperatuurverschil op tot 8 graden door het Gentse hitte-eiland.

Binnenkort komen er 56 meetstations bij over heel Vlaanderen en Brussel. Het staat vast dat we door de temperatuurstijging de effecten van het hitte-eiland sterker gaan voelen. Het aantal steden waar het extreem warm is, zal de komende decennia zowat verdriedubbelen, van 354 nu naar 970 in 2050. “Juist nu de leefbaarheid in de stad daardoor meer onder druk komt te staan, gaan meer mensen er wonen”, zegt Verdonck.

Is het geen tijd dat steden hier iets aan doen? Ook steden die er in het verleden minder mee te maken kregen? ‘Een beetje warmer’ klinkt dan wel aangenaam en goed voor de omzet van de terrasjes, maar piektemperaturen maken mensen ook gestrester, onoplettender en agressiever. Ze zijn daarnaast een onderschatte doder.

Bij 50 graden, zoals in Churu, kunnen we sterven aan een ‘hitteberoerte’ omdat het hart op hol slaat, spieren afbreken en organen falen. Maar ook bij temperaturen rond de 40 graden vallen slachtoffers. Bij de hittegolf van 2003 stierven in Frankrijk 20.000 mensen door de extreme warmte. In ons land zorgden intense hittegolven er in de zomers van 2003, 2006 en 2010 voor dat er respectievelijk 2.949, 2.245 en 2.313 mensen meer stierven dan gemiddeld. Tegen 2030 dreigt het aantal hittegolven in Vlaanderen die boven gezondheidsdrempels pieken, te verdubbelen.

Zeker in steden lopen mensen die ouder of verzwakt zijn, maar ook sporters of bouwvakkers die zware inspanningen blijven leveren, extra risico op een hitteberoerte. Op het eerste gezicht lijken de oplossingen eenvoudig. Preventie en sensibiliseringscampagnes blijken te werken en meer groen, blauw en wit koelen de stad af.

Het groen zorgt voor schaduw, waardoor de stad minder warmte opneemt. Bomen koelen ook af door water uit de grond op te nemen en om te zetten in waterdamp. Je zou kunnen zeggen dat ze zweten. En daarbij gebruiken ze zonne-energie die dan niet meer kan worden ingezet om de omgeving op te warmen. Blauw staat voor water. Ook dat verdampt en brengt zo verkoeling.

In veel grote steden duiken daarom steeds meer vernevelaars op.

Ook komen er meer fonteinen, vijvers en zelfs kleine kanaaltjes.

Zo kun je in Gent, nu de ‘Nederschelde’ weer open is, sinds vorig jaar door de binnenstad varen. Het oogt mooi en is verfrissend voor wie in een bootje zit, maar volgens Verdonck zal het niet meteen het hitte-eilandeffect in de buurt temperen. “Het ligt hier vol stenen”, zegt ze wanneer we aan de Reep de nieuwe sluis monsteren. Het water stroomt smal en diep en is omgeven door stenen vlaktes en bloembakken. “Ook in Brussel zie je dat. Er is wel een kanaal, maar het ligt diep achter dikke stenen kaaien waar je nauwelijks bij kunt. Waterlopen openmaken is positief. Alleen is het absurd dat aanpalende straten en pleinen dan meer versteend worden.”

Maar, zo geeft Verdonck toe, het is niet eenvoudig. Een stad kan niet zomaar waterlopen verleggen of van structuur veranderen. Verkeer, handel en de strijd om betaalbare woonoppervlakte staan meer groen en blauw vaak in de weg.

Straten en daken wit verven lijkt gemakkelijker. Toch valt dat tegen. Toen Los Angeles met witte verf op straat aan de slag ging om de hitte te reflecteren en zo de straat af te koelen, verminderde aanvankelijk de temperatuur. Maar er was ook een ongewenst neveneffect: wie over die witte straten wandelde, kreeg zowel het rechtstreekse zonlicht als de door het witte wegdek weerkaatste zonnestralen te verwerken.

Daken aanpakken lijkt dan nuttiger. “Op een zonnige dag met 26 graden kan een donker dak 80 graden heet worden”, zegt urbanist Solène Mary van het Franse milieu- en energieagentschap Ademe in Le Monde. “Is het wit, dan wordt het 45 graden. Als het een groendak met beplanting is, wordt het 29 graden.” In Antwerpen, Brussel en Gent zijn groendaken verplicht bij nieuwbouw. Toen het in juli in Kortrijk 42 graden werd, kondigde de burgemeester daar prompt aan ook groendaken te willen verplichten. “Maar het hitte-eiland ga je hier niet mee decimeren, omdat die daken ook opwarmen en’s nachts warmte afgeven”, zegt Verdonck. “Ze zijn vooral goed om water op te vangen en om de binnentemperatuur onder controle te houden.”

Ondertussen werken veel steden aan een ‘klimaat­adaptatie­plan’ waarin staat hoe ze willen vermijden een snelkookpan te worden. Ze grijpen naar vooral groene en blauwe maatregelen die van de stad meer een ademend, levend wezen maken. Gent heeft zijn plan al klaar en plant bijvoorbeeld acht ‘blauw-groene klimaat­assen’: waterlopen die zoveel mogelijk in één lijn van het centrum van de stad naar groene gebieden lopen en zo als een ventilatiekanaal koele, schone lucht naar de stad trekken. In de wijken komen meer parken en bij de heraanleg van straten hanteert de wegendienst de regel dat er voor elke vijf parkeerplaatsen één boom komt, waardoor er al 1.360 bij kwamen.

In Gent is de Reep weer open.

Op het straat­niveau komen er geveltuinen bij. Nu zijn er officieel 3.518, maar het worden er veel meer. Dat weet Liesbet Boets wel zeker. Sinds anderhalf jaar leidt zij voor het Gents Milieu Front (GMF) de ‘geveltuinbrigade’. Wie dat wil, krijgt gratis een geveltuintje, gespijsd door een burgerbudget van de stad. Sterk versteende wijken krijgen voorrang. Een mobiele ploeg van vrijwilligers komt aan huis om er de straatklinkers weg te halen en enkele lage planten, een klimhulp en één klimplant tegen je gevel te plaatsen. “Iedereen mag kiezen uit een lijst planten en ik adviseer op basis van hoeveel zonlicht een gevel krijgt”, zegt Boets.

Het blijkt een succes. “Wij hadden een budget voor 500 extra tuintjes, maar het zijn er zelfs 750 geworden”, zegt Boets. Zij en het Gents Milieu Front hopen nu dat ze het concept kunnen commercialiseren.

Er staan alvast 1.500 mensen op de wachtlijst. En dat zijn zeker niet allemaal groene bobo’s die bezorgd zijn over hitte-eilanden of de planeet. Zij vragen vooral om een geveltuintje omdat ze het mooi vinden of omdat de buren er al een hebben. Dat ze aanstekelijk werken, blijkt in Ledeberg, waar Boets de tuintjes in haar buurt keurt. De meeste zien er puik uit, zoals Toscaanse jasmijn en de schijnaugurk, een klimplant die paarse bloemen geeft die naar chocolade ruiken. Voor een gevel zonder tuintje staat alvast een grote plant op een krukje.

‘Mensen denken dat een geveltuintje veel werk is, maar dat klopt niet‘, zegt Liesbet Boets.

‘In het begin moet je wel voldoende water geven.’

“Nu ga ik in mijn buurt wel zelf rond met mijn gietertje”, zegt Boets. “Op sommige plekken kan het hier echt heel heet worden.”

In de Désiré Toeffaertstraat in Gentbrugge zijn zelfs hele voortuinen aangelegd. Op één dag eind maart braken vrijwilligers van het GMF samen met bewoners stukken trottoir uit. “Dat kon omdat bij de helft van de huizen in de straat de versteende stukken voor de gevels eigendom zijn van de bewoners”, zegt medewerker Thijs Michiels. Volgend jaar is de Henri Mortierstraat aan de beurt.

Op een tiental huizen na heeft iedereen nu een ‘voortuin’. Dirk Van Damme (67) is tevreden. “Ik wist meteen dat ik dit wilde”, zegt hij over zijn tuin met vooral groene en rode planten en een paar sierrotsen. “Dat had ik gezien bij de buren. Ik krijg goede kritieken.”

Ook op een nog kleiner niveau dan de geveltuin zijn er wapens tegen het hitte-eilandeffect. Zij helpen meteen tegen droogte en grondwatertekorten. Straatklinkers die niet gevoegd worden waar gras tussen kan groeien, bijvoorbeeld. Grind en andere doorlaatbare materialen in plaats van beton of asfalt op parkings. Gebouwen in nieuwe materialen die warmte minder afgeven of gebouwen die in hun eigen schaduw voorzien. Boomspiegels die groot en wat verwilderd zijn in plaats van benepen metalen roosters.

Toch is ook dat allemaal complexer dan het klinkt. “Nu ik geen academicus meer ben, maar meewerk aan de plannen van steden, bots ik op de realiteit van een stad”, zegt Verdonck. Het stratenpatroon kun je bijvoorbeeld niet zomaar hertekenen. De ondergrond zit vaak vol leidingen en nutsvoorzieningen, waardoor bomen planten of vijvers aanleggen niet lukt. Of er gelden erfgoedregels die geen verandering toelaten. Of bouwplannen die al achterhaald zijn en toch nog worden uitgevoerd.

Ook gewoonte verhindert een verkoelende vooruitgang. Wanneer een weg wordt heraangelegd, gaan steden vaak gewoon opnieuw voor veel asfalt en beton.

Brussel heeft het grootste probleem, stelt Verdonck. “Het verbetert wel. De Anspachlaan is nu verkeersvrij en er staan bomen. Maar het opnieuw aangelegde De Brouckèreplein is heel versteend, net een vliegveld. Het is daar nu snikheet. Gent heeft een vooruitstrevende visie, maar in de praktijk is er nog erg veel verharding. Kijk naar de stations Dampoort en Sint-Pieters.”

‘En wat doen die betonnen blokken in sommige straten?’

Steven Geirnaert, coördinator van het Gents Milieu Front: “Ze duiden aan dat je ergens niet meer mag rijden. Het is minder werk voor de groendiensten dan meer groen. Maar meer betonblokken, dat snappen wij echt niet.”

Het roept enkele ongemakkelijke vragen op. Veel klimaatbewuste wetenschappers en deskundigen, denk maar aan Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck, ijveren er al langer voor dat meer Vlamingen in de stad gaan wonen. Heeft dat wel zin als er nu al zo veel bebouwd is? En zal dit niet voor een nog groter hitte-eilandeffect zorgen?

De stad Gent geeft toe dat de ‘verhardingsgraad’ nog erg hoog ligt. En ja, er wordt ook nog voortdurend gebouwd in de stad. Toch blijft het volgens schepen van Milieu en Klimaat Tine Heyse (Groen) vanuit klimaatoverwegingen slim om in de stad te gaan wonen. Door dichter bijeen te wonen, is er minder onnodig verkeer tussen woon- en werkplek én kan de natuur buiten de stad meer haar rol als CO²-spons spelen.

Al is zeker niet iedereen te vinden voor meer groen, al was het maar omdat het vaak ten koste gaat van bijvoorbeeld parkeerplaatsen. Bij het Gents Milieu Front merken ze ook dat mensen meer groen ‘vuil’ vinden en dat ze meer houden van ‘verwoestijnd groen’: gemillimeterde gras- en bloemperkjes te midden van een massa steen op pleinen en in straten. “Dat ziet er groen uit, maar verkoelt veel minder sterk dan een verwilderd stuk park”, zegt Verdonck.

Zij ziet veel goede intenties, maar nog enorm veel uitdagingen, zeker nu mensen tijdens hittegolven massaal airco’s kopen die de stad nog meer opwarmen. “Ik begrijp wel dat mensen het te warm hebben. Deze zomer hadden we in de stad nachten waarin het 25 graden was. Dat is echt heel warm”, zegt Verdonck. “Maar het overgrote deel van de stad blijft privéterrein. Dus het is zeker ook aan de burgers zelf om er mee voor te zorgen dat de stad niet al te zeer opwarmt.”

Zelfs de meest welwillenden onder hen lopen soms tegen een obstakel aan. “Nu heb ik planten die wat verkoelen, maar af en toe komt er dan een hittegolf”, zegt Van Damme. “Op die momenten staan de planten in mijn tuintje te droog. Maar het gebeurt dan, zoals afgelopen zomer, dat je op bepaalde plekken in Vlaanderen geen water mag gebruiken voor je tuin. Het wordt nog ingewikkeld met die klimaatverandering.”

Productie door Jan Straetmans, Remy Amkreutz en Sam Feys. Bron metingen: Vlinderproject Ugent.

Komt het weer goed? Lees de andere afleveringen: