Al drie uitzonderlijk droge zomers kampen West-Vlaamse landbouwers met watertekorten en mislukte oogsten.

Ze kunnen tegen een stootje en weten al generaties dat het weer hun meest onbetrouwbare bondgenoot is.

‘Ik kan niets doen behalve toekijken hoe mijn klaver verschroeit.’

Hoe West-Vlaamse boeren om water smeken: ‘Niets groeit hier’

Is het toeval dat de voorbije zomer zo heet was of is er meer aan de hand? De gevolgen van de opwarming van de aarde in vijf afleveringen. Niet in 2050 aan de andere kant van de wereld, maar nu, dicht bij huis. Vandaag: droogte in West-Vlaanderen.


Geschreven door Barbara Debusschere, foto’s: Thomas Sweertvaegher, video: Matthias Himschoot. Grafieken en kaart door Jan Straetmans.

“Ik kijk de andere kant op. Het ziet er niet uit.” Jordaan Dermaut (66) tuft in zijn bestofte jeep over de zandweg tussen zijn akkers in Anzegem. Hij heeft de zongebrande huid van mensen die veel buiten zijn en laat zijn blik bedachtzaam over ‘zijn land’ glijden. Het is 10 juli en zijn zoon heeft net zowat 100.000 jonge preiplantjes en evenveel bloemkoolplantjes geplant. In het enorme in rijtjes geploegde veld zien ze er frêle en flets groen uit.

“Het belangrijkste gebeurt nu onder de grond”, zegt de groenteteler. “Ze moeten stevige wortels krijgen. Het is te hopen dat ze niet ten onder gaan aan de droogte. Net in deze periode, nu ze moeten groeien, zijn ze zo kwetsbaar. Dus kijk ik naar de andere kant.” Daar ligt een veld met gele en lichtbruine tarwe. “Jij vindt dat mooi, maar die tarwe ziet veel te bleek. Ze kreeg te veel zon en te weinig regen en is te snel gerijpt.” Gelukkig is tarwe niet zijn hoofdinkomen.

Want zowel in de zomer van 2017 als in die van 2018 kende onze landbouw, en dan vooral in West-Vlaanderen, ‘Spaanse toestanden’ met te veel hittestress, waterschaarste en droogte.

Ook op deze zomerdag staat er in Anzegem geen zuchtje wind om de hitte te verdrijven en is de bovengrond droog. Wanneer we uit de jeep stappen, stuift zand en stof op. In dit stuk West-Vlaanderen, vlak bij Henegouwen en Oost-Vlaanderen, bestaat de ondergrond nu eenmaal grotendeels uit zand. Maar er groeien jaarlijks miljarden plantjes die op ons bord belanden. Eet je in Gent, Brugge of Kortrijk de preiburger met aardappel en boontjes van Jeroen Meus, de groenten met een dikke saus van bloemkoolpuree van Pascale Naessens of gewoon een pak friet, dan is de kans niet gering dat je de tanden zet in de groenten en aardappelen die Dermaut en zijn collega’s hier telen.

Ze zijn er duidelijk trots op. Maar de zorgeloosheid van de sterren- en BV-koks kunnen de West-Vlaamse land- en tuinbouwers niet delen: dit is de provincie die het meest heeft te lijden onder de droogte.

Dermaut houdt halt voor een veld met aardappelen, naast prei en bloemkool een van zijn specialiteiten. “Zie je die verdorde bladeren daar?”, vraagt hij terwijl hij naar zeer specifieke plekken in het veld met groene en minder groene bladeren wijst. Tot die plaatsen reikt de beregeningsinstallatie niet.

‘Als het niet snel regent, halen we het niet.’

‘Aardappelen zijn erg gevoelig voor droogte.’

‘Wij hopen dat er snel kwakkelweer komt.’

Maar het zal niet snel voldoende regenen. Dat weet Dermaut wel zeker. Want weerman Geert Naessens heeft het op Radio 2 gezegd. En als lokale held Naessens het zegt, dan is het zo. “Wij zijn constant met het weerbericht bezig. Elke dag staan we op met de voorspellingen van Naessens voor West- en Oost-Vlaanderen. Bijna nooit zit hij ernaast. Er zullen vandaag wat druppels vallen, maar het zal weer te weinig zijn.”

Net zoals vorig jaar. En het jaar daarvoor. “Sinds de zomer van 2017 slapen wij minder goed”, zegt Dermaut, terwijl hij ons de koelcel toont met voorraden preiplantjes. “Normaal gezien moeten we ze in de winter kunnen verkopen. Maar kunnen we daar nog op rekenen?”

De vertwijfeling van landbouwers zoals Dermaut valt te begrijpen. De zomer van 2017 werd een officieel erkende ramp, goed voor tientallen miljoen euro’s schade. De overheid hoestte een fractie aan schadevergoedingen op. Vorige zomer was nog erger. De droogte sloeg in het hele land toe, de waterschaarste viel in een nog crucialere periode en hield langer aan.

Onder andere de belangrijke aardappel- en bietenteelt kregen zware klappen. Ook het gras groeide veel minder dan anders, een probleem voor melkveehouders. Resultaat: terwijl Vlaamse boeren twee zomers geleden 3.198 schadedossiers indienden, waren er dat in 2018 net geen 12.000. Voor de schade is in de begroting 55 miljoen euro voorzien, maar dat is slechts een voorlopige raming.

“Zoals vorig jaar heb ik het nog nooit meegemaakt”, zegt Dermaut. “Wij hebben dag en nacht gewerkt om voldoende water aan te voeren. Gelukkig hebben wij in de jaren 80 al twee waterbassins op ons terrein gegraven en een beregeningsmachine gekocht.” Maar dat beregenen is veel extra nachtwerk. “Vorige zomer heb ik hier op het veld vaak de zon zien opkomen. Prachtig, maar mijn zoon en ik waren kapot. Het werk van overdag moet ook gebeuren. Ondanks alle inspanningen is onze bonenteelt niet eens van start kunnen gaan, wat een flink verlies is.”

Ook op deze 10de juli ziet het er niet goed uit. Dermaut lijkt aan te voelen wat nog zou komen.

“De situatie is precair”, zegt hij. “De grond is droog en er komt weer weinig regen en veel hitte.” Dat ook nu weer de provincies Antwerpen, Limburg en West-Vlaanderen een oppompverbod hebben afgekondigd, voorspelt niet veel goeds. In West-Vlaanderen betekent het dat het verboden is om water op te pompen uit bijna alle waterlopen.

“Als het niet snel regent, kom ik in de problemen”, zegt Pol Louwagie, die in Alveringem rabarber en knolvenkel kweekt. Vorig jaar in juni, toen het alweer een ‘verschoeperde’ zomer leek te gaan worden, heeft hij nog snel water uit de beek gepompt om niet in de problemen te raken. Nu mag dat niet.

Hij heeft nochtans een eigen watervoorraad en doet aan risicospreiding. Zo groeit de rabarber in het voorjaar en is die al geoogst, terwijl de knolvenkel nu groeit en in het najaar wordt geoogst. Het moet al erg tegenvallen dat zowel het voorjaar als de zomer droog en heet zijn, zou je denken.

Toch is dat precies wat in 2017 gebeurde. Zowel de knolvenkel als de rabarber moesten eraan geloven. Louwagie kent de datum waarop de laatste regen van dat jaar viel nog uit het hoofd: 20 maart. “Daarna was het gedaan”, zegt hij. “Ik heb een schadedossier ingediend.”

Vorige zomer was voor Louwagie iets minder erg. Tot eind mei viel er nog regen waardoor zijn waterbassin volliep.

‘Ons reservoir is niet oneindig.’

‘Afgelopen winter is er ook weer minder regen gevallen.’

‘Nu heb ik nog maar voor vier weken water.’

Boer Karel Devreese uit Lo-Reninge heeft niet eens een eigen put met regenwater. Hij baat een biologisch akkerbouwbedrijf uit en combineert dat met boerderijvakanties op zijn Hof ter Lo. “Mijn klaver staat kurkdroog. Ik moet toekijken hoe ze verder verschrompelt, want wij hebben geen bassin en nu is er dat oppompverbod.” Devreese teelt voedergewassen voor de biologische melkboerderij van zijn zoon.

Voor hen betekenen deze drie jaar droogte een vicieuze cirkel. “Een ketting die steeds strakker om onze keel knelt. Want geen klaver en andere voedergewassen betekent geen voeder voor de koeien en dus minder melk en inkomsten. Ik ben aan het uitbollen, maar voor mijn zoon is dit een drama”, zegt de vijftiger. “Ook onze biomaïs heeft ongelooflijk te lijden onder de droogte. Hij is door omstandigheden pas eind mei gezaaid en met deze enorme hitte valt de groei volledig stil.” En het gebrek aan regen stapelt zich op. “Jaar na jaar zit er steeds minder water in de grond”, zegt Louwagie. “De feiten halen ons in.”

Zo zijn er honderden verhalen van mensen die de ingrediënten leveren voor onze dagelijkse kost maar nu tegen uitzonderlijke droogte botsen, die zeker in deze provincie steeds minder uitzonderlijk gaat lijken. 

En wat Dermaut, Devreese en Louwagie begin juli nog vreesden, wordt in september werkelijkheid. De algemene situatie voor Vlaanderen is dan wel gunstiger dan in juli en begin augustus, zo meldt het Departement Landbouw – “De meeste teelten hebben zich hersteld”, zegt woordvoerder Nele Vanslembrouck – maar in West-Vlaanderen is ook de laatste weken veel te weinig regen gevallen, melden de drie landbouwers.

‘Ik dreig een derde van mijn oogst te verliezen’, zegt landbouwer Pol Louwagie.

‘Niets groeit’, zegt landbouwer Karel Devreese.

“En het captatieverbod geldt nog altijd. Ik kan niets doen en maak me zorgen over de mooie nazomer die ze nu aankondigen.”

Het bredere plaatje speelt mee. Door de opwarming van de aarde is het in België vandaag 2,5 graden warmer dan voor de industriële revolutie. Alle seizoenen worden warmer en het aantal erg warme ‘tropische dagen’ en hittegolven neemt toe. Was er tussen begin jaren 1970 en 2017 gemiddeld eens om de drie jaar een hittegolf, dan is er nu één per jaar. Ze duren ook steeds langer. Bovendien ligt de verdamping nu een kwart hoger dan in de jaren 70.

Daarbij komt dat de waterbeschikbaarheid in Vlaanderen en Brussel op Tsjechië en Italië na de kleinste in Europa is. Ook is het hier een kleine, dichtbevolkte regio met veel verharding, waardoor regenwater recht de riolen in loopt en zijn hier weinig grote stromen. “Dat is in pakweg Spanje anders. Er is veel minder verharding, veel meer oppervlakte om regenwater op te vangen en er zijn meer grote rivieren”, zegt Katrien Smet, woordvoerder van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).

In ons regenachtige land was het beleid er juist lange tijd op gericht om te zorgen dat mensen geen natte voeten kregen. Het resultaat: extra veel beton. Maar om de opwarming het hoofd te bieden, moeten we het water net veel meer vasthouden en dus ruimte geven. In theorie kan de klimaatverandering daarbij helpen. De zomers worden namelijk droger, maar de winters natter. Gemiddeld valt er nu 13 procent meer regen dan ruim twee eeuwen geleden. Helaas is die neerslag vaak extremer, wat tot overstromingen leidt, en grilliger. In Haspengouw valt nu nog maar de helft zoveel regen als in Henegouwen. “De grote uitdaging is waar en wanneer er regen valt, die veel beter te gaan stockeren”, zegt Smet.

Dat vooral West-Vlaanderen lijdt, heeft te maken met de economische geschiedenis, klimatologische en geologische pech en de nabijheid van de zee.

In zijn diepste lagen is het historisch uitgedroogd door de textiel- en voedingsindustrie. Die maakte van de streek Kortrijk-Roeselare-Waregem ooit ‘het Texas van Vlaanderen’, maar deed ook diepe boringen naar grondwater. Die lagen herstellen zich, maar traag. Een andere, iets minder diepe laag, is eveneens uitgeput. Daar zit de landbouw voor iets tussen. “Zeker in de Westhoek is ondiep water maar beperkt beschikbaar”, zegt Wendy Verlé, expert bij de VMM. “Je botst bijna meteen op kleigrond of de natuurlijke verzilting daar. Daarom zijn veel landbouwers dieper water gaan opdelven, waardoor ook die laag in slechte staat is.”

De IJzer biedt evenmin veel soelaas. “Die heeft een geïsoleerd stroomgebied dat maar weinig water aanvoert”, zegt VMM-geoloog Dieter Vandevelde. “Daarom is de regio erg afhankelijk van regenval.” Ook op dat vlak zit het tegen. De meest recente weerkaarten van deze zomer tonen opnieuw hoe deze provincie beduidend minder regen krijgt dan de rest van Vlaanderen.

Als klap op de vuurpijl speelt in de kuststreek nog een ander klimaateffect. “Door het zilte grondwater in de polders komt er van nature zilt water in de waterlopen terecht”, zegt Vandevelde. “Wanneer er in de zomer geen regenwater in de beken staat dat het zoute water naar beneden drukt of wegspoelt, komt dat zoute water meer aan de oppervlakte. De zeespiegelstijging zal dat effect op termijn alleen maar versterken.” En met zout water kan de boer voorlopig niets aanvangen.

Wat nu? “We zijn door de afgelopen twee zomers wakker geschoten ”, zegt Bart Nayaert, gedeputeerde bij de provincie West-Vlaanderen. Er is sinds vorig jaar dan ook de Droogtecommissie, een intern overlegorgaan van de waterloopbeheerders, alle betrokken bestuursniveaus en het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Vlaamse overheid. De provincie werkt aan grote bufferbekkens die beschermen tegen overstromingen én dienen als waterreservoir. Er is ook recyclage van afvalwater en er wordt gezocht naar nieuwe gewassoorten die beter tegen droogte kunnen. Er worden via een Europees project opties in kaart gebracht om water ondergronds te stockeren en er komen drone- en satellietbeelden die boeren moeten vertellen welke rij bloemkool vandaag wel en welke geen water nodig heeft.

Landbouwer Jordaan Dermaut kijkt toe hoe zijn veld wordt besproeid.

Maar vanzelfsprekend is het allemaal niet. Dermaut troont ons mee naar twee dure machines in zijn schuur: een om prei mee te planten, de andere voor de bloemkool. “Dat zijn grote investeringen. Op nieuwe gewassen overschakelen is niet zomaar mogelijk.” Die nieuwe gewassen zoeken blijkt ook een complex werk van lange adem.

Over de recyclageprojecten en de bufferbekkens is de landbouwer eveneens sceptisch. “Mooi, maar daar ben je alleen iets mee als je land in de buurt ligt”, klinkt het. Typische wantrouwigheid van de landbouwer blijkt het niet. Dominique Huits, expert bij het onderzoeks- en adviescentrum voor land- en tuinbouw INAGRO, geeft Dermaut gelijk. “Bufferbekkens helpen maar ongeveer 10 procent van de boeren”, zegt ze.

Zij adviseert landbouwers daarom een eigen watervoorraad aan te leggen. “Want water op wielen staat gelijk aan het verlies van winst”, zegt Dermaut. “In de zomer van 2017 zag ik veel collega’s water aanvoeren om hun teelten te redden. Maar dat vervoer is erg duur. Sommigen zitten daardoor in de schulden. Je moet je eigen water dichtbij hebben. Beregenen betekent extra kosten en werk, maar met water uit je eigen put is dat de meest zuinige strategie.”

Net zoals Louwagie overweegt hij om zijn bassins uit te breiden. Ze zijn niet alleen. Sinds 2016 zijn er in West-Vlaanderen vier keer meer aanvragen ingediend voor regenwaterputten op landbouwgrond. “Maar dan moet je wel goedkeuring krijgen”, zegt Dermaut. De administratieve mallemolen zit hem en zijn collega’s duidelijk hoog. “Wij moeten met duizend-en-een factoren en regels rekening houden en zelfs op je eigen land een waterput graven kan niet zomaar.”

Want wat als er ‘waardevol natuurgebied’ staat? En waar naartoe met de aarde die je uitgraaft? Ook daarover waakt de overheid. Wanneer we een van Dermauts twee vijvers naderen, vliegt een reiger weg. Laag boven het wateroppervlak van de andere ‘put’ zoemen enorme libellen. “Mensen van natuurverenigingen en milieudiensten wijzen er dan op dat je dat niet mag verstoren”, zegt de boer. En de aarde ergens dumpen waar het voor ons als landbouwer logisch en praktisch is, mag om diezelfde reden ook niet zomaar.

Ergens begrijpt landbouwer Dermaut ‘die van milieu en natuur’ wel.

‘Ik ben ook een natuurmens, maar ze moeten niet overdrijven.’

“De extra kosten van beregenen en andere droogtemaatregelen zitten niet in de prijs van onze groenten”, zegt Dermaut. “De prijs wordt niet regionaal bepaald en wij moeten concurreren met boeren wereldwijd. Wij betalen nu de prijs van de droogte, niet de consument.”

En dat maakt landbouwers nerveus en bezorgd, zeker nu het Landbouwrampenfonds en het Rampenfonds vanaf volgend jaar worden vervangen door een ‘brede weersverzekering’. Daarmee verdwijnt voor hen een houvast bij extreem weer, terwijl dat net meer zal voorkomen.

“Het zijn opnieuw kosten voor ons”, zegt Dermaut. “Het weer wordt grilliger en meer onvoorspelbaar, maar van de overheid moeten wij er ons maar tegen verzekeren. Hoe absurd is dat? Wij kunnen alleen maar hopen op meer regen en meer mogelijkheden om dat water vast te houden, dicht bij ons.”

Productie door Jan Straetmans, Remy Amkreutz en Sam Feys.

Lees nu ook