Miljoenen tonnen extra zand en hoogtechnologische stormvloedkeringen...

Vandaag al strijden ingenieurs ongemerkt tegen de steeds snellere zeespiegelstijging.

Is dat, nu de opwarming van de aarde onze Belgische kust traag opvreet, ook genoeg?

Zo neemt de klimaatverandering de Vlaamse kust in de tang: ‘We houden rekening met een kantelpunt’

Is het toeval dat de voorbije zomer zo heet was of is er meer aan de hand? De gevolgen van de opwarming van de aarde in vijf afleveringen. Niet in 2050 aan de andere kant van de wereld, maar nu, dicht bij huis. Vandaag: de Belgische kust.

Geschreven door Barbara Debusschere, foto’s: Thomas Sweertvaegher, video: Matthias Himschoot. Grafieken en kaart door Jan Straetmans.

“O die is groot! Waar is de meetlat?” Rudy Balcaen, gehuld in geel visserspak, zit gehurkt naast een witte plastic bak aan de vloedlijn in Oostende. Die zit vol zeeleven dat hij met een sleepnet uit de zee heeft gevist. Een uit de kluiten gewassen tong doet de andere beestjes pietluttig lijken. Andere Belgen, waaronder nog enkelen in geel pak, komen de buit inschatten. “Zes heremietkreeften”, ziet Nathalie Colpaert. “Plus een oorkwal en wat garnalen.”

Voor Balcaen en Colpaert is het strand geen plek om te luieren maar een opwindend terrein vol fascinerende ontdekkingen. Zij zijn ‘Sea Watchers’ of ‘zeeherders’: burgers die vier keer per seizoen een aan hen toegewezen strook kust afschuimen en methodisch in kaart brengen wat ze op het strand en in de branding zien en vinden.

Een visser aan het werk.

Zodra we één voet op het strand hier aan de Oostendse oosteroever zetten, valt de Sea Watchers van alles op: “Kijk, dat zijn duinplantjes die duinen vormen. Gratis bescherming tegen overstromingen. Maar die bulldozeren ze helaas plat omdat strandgangers duinen vuil vinden.”

Alle zeeherders kennen – uiteraard – het verschil tussen de zeepaddestoel, de kompaskwal, de oorkwal en de blauwe haarkwal. Of tussen de gewone zwemkrab en de strandkrab. Al moet er af en toe toch overlegd worden. Vier jaar nu organiseert het Vlaams Insitituut voor de Zee (VLIZ) SeaWatch-B om uit te zoeken hoe onze kustlijn evolueert. “Om de kust echt op lange termijn te monitoren heb je de hulp van burgers nodig”, zegt woordvoerder Jan Seys. “Ze zijn enthousiast om ‘hun’ strook telkens opnieuw te scannen en net die regelmatige gegevens zijn nodig om evoluties te ontwaren.”

Colpaert is er zelfs speciaal voor van Gent naar Oostende verhuisd. Balcaen, die samen met zijn vrouw een stuk strand in Koksijde doorlicht, zegt: “Hoe meer je hier ziet, hoe meer je je verbonden voelt met de zee.” Zo valt hen de laatste tijd vooral de temperatuursverandering op. “We lazen eind juni een temperatuur van 22 graden af in het zeewater”, zegt Balcaen. “We konden het niet geloven en gingen opnieuw meten. Maar het klopte wel.”

De Noordzee warmt twee keer sneller op dan gemiddeld: 1,7 graden in de laatste 50 jaar tegenover een wereldwijd gemiddelde van 0,8 graden. Daardoor trekken ‘koude’ vissoorten, zoals kabeljauw, makreel, tong en haring, hier weg en komen ‘warme’ soorten, zoals ansjovis en sardines, hierheen. Zo’n 71 al dan niet door de mens geïntroduceerde soorten, denk aan de Japanse oester, profiteren nu al van de opwarming.

Wetenschappers waarschuwen voor meer visserijconflicten omdat soorten soms sneller migreren dan dat visserijregels kunnen volgen. Zij verwijzen vaak naar de ‘makreeloorlog’ tussen IJsland en de Europese Unie. Toen makreel door de opwarming vanaf 2007 noordwaarts trok, begonnen IJslandse vissers de soort te bevissen. Zij kregen het prompt aan de stok met Europese vissers die hun quota voor die soort aan hun neus voorbij zagen gaan. “Het is op dit moment nog niet de grootste zorg van onze vissers, maar op termijn zal ook de Belgische visserij zich moeten aanpassen”, zegt Seys.

Voor de Sea Watchers zijn de veranderingen al zichtbaar. Zo vingen ze, in vergelijking met een onderzoek twintig jaar geleden, tussen 2014 en 2018 vijf keer meer kleine pietermannen en vijf keer minder garnalen in het ondiepe kustwater.

U hoeft zich daarom nog geen zorgen te maken om uw tomate crevette. Het aantal garnalen dieper in zee, waar het minder snel opwarmt, blijft nog stabiel. Het betekent wel dat steeds meer strandgangers pijnlijk worden gestoken door de giftige kleine pietermannen die zich in het zand van het ondiepe kustwater verstoppen. Het is wennen, ook voor de kustbewoners. Zij kijken terug naar vroeger, toen je niet bij de reddingspost belandde door een steek van de pieterman of toen het water doorgaans niet ‘veel te warm’ was voor de ‘ijsberen’ die uit hobbyisme in koud zeewater durfden te duiken.

“Vergeet ook niet dat de zee vroeger tot veel dichter aan de strandcabines kwam en hier bij vloed zo mooi tegen de zeedijk klotst”, zegt bijvoorbeeld Dominique Roose (68), Oostendse en ‘s zomers steevast op post aan de strandcabine.

 

Het ‘groeistrand’ dat Oostende heeft sinds 2013 houdt de zee op veel grotere afstand als bescherming tegen de stijgende zeespiegel. Voor de nostalgici is het een verlies, maar voor zowel de overheid als de horeca een bonus: de kustlijn is zo beter gebufferd en op het nieuwe strand kunnen meer toeristen een plekje vinden.

Meer strand en zuiderse temperaturen wakkeren ook de bouwwoede verder aan. Met haar ‘Atlantische Muur’ is onze kust nu al de meest bebouwde van Europa. Toch komen er nog altijd nieuwe appartementen bij, vaak voor mensen die hier een tweede verblijf zoeken. “Omdat het aan de Méditerranée te warm wordt, zullen nog meer mensen hierheen komen”, zegt Roose.

Maar al die mensen en al hun gebouwen maken de uitdaging om de kust goed te beschermen tegen de impact van de klimaatverandering nog lastiger. En die uitdaging is sowieso al groot.

Je kunt de stijgende zeespiegel niet zien of fotograferen. De Sea Watchers kunnen ze met hun meetlat ook niet meten. Maar de wetenschappelijke grafieken zijn glashelder. Omdat de gletsjers smelten en omdat warmer water uitzet, klimt de zeespiegel. Aanvankelijk ging dat met jaarlijks 1,8 millimeter. Doordat ook landijs op Groenland en Antarctica is gaan smelten, gaat het ondertussen sneller: sinds de jaren 90 stijgt de zeespiegel zo’n 3 millimeter per jaar. Tussen 1925 en 2012 is ze ook bij ons met 20 centimeter gestegen.

Het VN-klimaatpanel IPCC verwacht een gemiddelde zeespiegelstijging van 20 centimeter tegen 2050 en tot 90 centimeter tegen 2080-2100 in vergelijking met de periode 1986-2005. Onlangs had het panel dat in een nieuw rapport nog naar boven bijgesteld omdat het smelten nog sneller gaat dan verwacht. “Op veel langere termijn zal het twee, drie meter zijn”, zegt professor glaciologie Philippe Huybrechts (VUB), die meewerkt aan de IPCC-rapporten. “We houden ook rekening met een ‘kantelpunt’, iets na 2050, wanneer de ijskap op Groenland zichzelf niet meer in stand kan houden. Dan zal de stijging nog versnellen.”

Het traag stijgende water zet niet alleen de kustlijn onder druk, maar maakt ook stormen schadelijker. Het meest recente klimaatrapport voor Vlaanderen (MIRA) houdt rekening met een toename van de stormvloedniveaus tussen 30 en 36 centimeter tegen 2050 en tussen 80 en 192 centimeter tegen 2100.

Na Nederland, dat zonder bescherming nu al half onder water zou staan, is België van alle Europese landen het meest kwetsbaar. In Vlaanderen ligt 15 procent van het oppervlak minder dan 5 meter boven het gemiddelde zeeniveau. Stijgt het zeeniveau met 80 centimeter tegen eind deze eeuw, dan zou een kwart van de kust- en poldergemeenten onder water komen te staan bij een hevige stormvloed. Vooral Bredene en Nieuwpoort blijken kwetsbaar.

Bovendien blijkt de Belgische kustlijn de meest bebouwde van Europa: in 2000 was ruim 30 procent van de kuststrook tot 10 kilometer bebouwd, en zelfs bijna 50 procent van de strook tot een kilometer van de kustlijn. Een op drie West-Vlamingen woont in laaggelegen poldergebieden, die gevoelig zijn voor overstromingen door toedoen van de zee.

Specialisten spreken over de ‘coastal squeeze’ of ‘de beknelling van de kust’, waarbij de stijgende zee geen kant op kan. Ze wordt nauwelijks opgevangen door duinen die als airbags werken maar knalt op de meeste plaatsen meteen op wat kostbaar is, namelijk onze flats, horeca en havens.

‘Als het hier overstroomt, zijn wij letterlijk alles kwijt.’

We drinken samen met Johan Kindt, de bruingebrande uitbater van Surfclub Twins in Bredene, koffie, pal tussen de duinen. Bij zijn club prijken bordjes met daarop ‘Jong Helmgras.’ Kindt zette ze zelf neer. Net zoals de duinen. “Ik ben tien jaar begonnen met helmgras te planten. Het is de plant bij uitstek die duinen bouwt door zand vast te houden. Ondertussen is er rond de club een extra rij duinen ontstaan. Heel plaatselijk zijn wij beter beschermd.”

Toch was angst niet zijn motivatie. “Het was dankbaarheid. Onze club bestaat sinds 1985. Het liep goed, maar we kregen geen clubhuis omdat wij officieel in natuurgebied liggen. Alle anderen hebben hun clubhuis op het einde van de dijk.” Na veel getouwtrek kreeg Kindt uiteindelijk wel een vergunning. “Dat was zo’n groot cadeau dat het onze missie werd om de natuur zo veel mogelijk te respecteren en deze schoonheid te bewaren.”

Zijn clubhuis is uit louter natuurlijke materialen opgetrokken. Ook hangt er een pancarte die uitlegt hoe lang het duurt om sigarettenpeuken af te breken in de natuur. Toch wil Kindt geen klimaattoespraken houden. Hij geeft aan dat de extra duinen zijn plek extra uniek maken. “Het is natuurlijk mooi meegenomen dat ze ons ook beschermen. Toen het in 1996 hoogtij was, dreven mijn cabines in het water. Nu zou het water door de duinen worden opgevangen. Eigenlijk zou de overheid er overal moeten aanleggen.”

Tot op deze hoogte kan het water bij een extreme storm komen:

Binnen een eeuw komt het water nog een stuk hoger en verder:

Zo beschermen we onze kust:

Die overheid is het daar in feite mee eens. ‘Zacht waar het kan, hard waar het moet’, luidt het devies bij het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust dat instaat voor de kustbescherming. Sinds 2011 voert het agentschap het ‘Masterplan Kustbeveiliging’ uit: grote verdedigingswerken goed voor 300 miljoen euro. ‘Zacht’ staat daarbij voor duinen en extra zand die als stootkussens en sponzen werken tegen beukende golven en meer water. ‘Hard’ staat voor stormmuren, dijken, stormvloedkeringen en andere constructies in beton en metaal om het water tegen te houden.

“Hoe kunnen we het best meegroeien met de zee die steeds meer plaats eist? Dat is de vraag”, zegt Nathalie Balcaen van het Agentschap. “Zachte maatregelen dempen de golven beter en zijn goedkoper. Op dijken en muren slaan krachtige golven veel harder in, wat meer schade geeft. En die verhogen of verstevigen is complexer.”

Daarom sleept het Agentschap letterlijk tonnen zand aan. Acht miljoen kubieke meter zand sinds 2011 meer bepaald. Het ‘groeistrand’ in Oostende is het meest zichtbare voorbeeld, maar overal worden ‘zwakke’ plekken die eroderen of die na stormen een grote hap kwijt zijn, aangevuld met zand dat dieper uit zee komt.

Meer duinen zouden de kust kunnen beschermen.

Meer duinen, die niet alleen tegen de stijgende zee beschermen maar al dat zand ook beter vasthouden, zitten eveneens in het masterplan, zij het beperkt. Voor specialisten, en liefhebbers zoals Kindt, zou het wat meer mogen zijn. Al was het maar omdat duinen speciale natuur aantrekken, wat zeker bij toeristen in de smaak kan vallen.

Soms, zeker in de havens, is een harde verdediging de enige optie. Maar tot de helft van de plaatsen langs onze kust zijn zogeheten twijfelgevallen: je zou er ook meer duinen kunnen voorzien. En dan groeit het uit tot een politieke beslissing onder druk van toerisme, horeca en mensen die hun zeezicht en de kabientjes willen behouden.

Een groot deel van de ingrepen zijn in feite harde maatregelen. Denk daarbij aan stormmuren en ‘golfdempende uitbouw’, waarbij dijken worden verbreed. Zo is het Zeeheldenplein in Oostende nu een stuk breder, met zacht hellende vlakken die geleidelijk tot aan het strand komen, met stormwerend glas en als bankjes vermomde stormmuurtjes. Storm Dieter kreeg daardoor in 2017 minder vat op de Oostendse kustlijn.

De grootste ‘harde’ inspanning krijgt nu in de haven van Nieuwpoort vorm. Een stormvloedkering van 56 miljoen euro moet het kwetsbare gebied aan de monding van de IJzer tot in het achterland vrijwaren. Het is een enorme beweegbare stalen klep van 38 meter verwerkt in een betonnen constructie op de bodem van de ingang van de haven. Bij stormvloed kantelt die rechtop en beschermt ze de haven zelfs tegen een duizendjarige storm.

Het is een voorbode van de werken die ons te wachten staan.

Het zal nooit ophouden met al dat beschermen.

Integendeel zelfs.

Het masterplan moet de kustveiligheid tot minstens 2050 garanderen en houdt rekening met een zeespiegelstijging van ongeveer 30 centimeter. “Maar het zeeniveau zal  blijven stijgen en onze kust zal even ondiep en smal blijven”, zegt Balcaen. “Wij houden voor toekomstige plannen richting 2100 al rekening met een worst case scenario tot 3 meter stijging. Later zullen dus nog veel meer ingrepen nodig zijn.”

Technisch zijn er mogelijkheden genoeg, zoals kunstmatige zandbanken die zand aanvoeren. “De grote uitdaging zal zijn om iedereen, zowel kustburgemeesters, horeca als omwonenden en natuurbeschermers mee te krijgen voor die nog grotere ingrepen om de zee nog meer plaats te geven”, zegt Balcaen.

Op één plaats aan onze kust is wel ruim plaats voor meer zee: in het Zwin Natuur Park bij Knokke-Heist, ook wel ‘de internationale luchthaven voor trekvogels’ genoemd. Hier bestaat geen angst voor het wassende water, maar precies het omgekeerde. “De zee kreeg hier dit jaar net meer ruimte”, zegt wetenschappelijk medewerker Wouter Faveyts.

Het oogstrelende gebied van zo’n 500 hectare omvat 300 hectare met zout water en 200 hectare met zoet water. Eb en vloed krijgen er vrij spel, wat zeldzame getijdennatuur oplevert met ontelbare tinten groen en wat mauve van lamsoor, maar evenzeer zeldzame vogelsoorten zoals dwergsternen, steltlopers uit het hoge noorden en de iconische ooievaar.

Door de Internationale dijk tussen de Zwinvlakte en Willem-Leopoldpolder af te breken, kwam er 120 hectare natuurgebied bij. De nieuwe, veel bredere dijk van 3,8 kilometer lang en zeven meter hoog ligt een heel eind verderop en is voorzien van een dikkere kleibedekking. Zo beschermt ze zelfs tegen een storm die in theorie om de 4.000 jaar voorkomt. Meer plaats geven aan de zee betekent dus eveneens een aanpassing aan de eventuele gevolgen van de klimaatverandering.

Omdat ze in het Zwin al jaren strijden tegen een ‘zandspiegelstijging’ is de zee erg welkom. “Er komt meer zand binnen dan er wegspoelt”, zegt Faveyts, terwijl hij door de slikken en schorren stapt. “Laat je dat gebeuren, dan is het hier binnen de kortste keren een grasvlakte. Het geeft daarbij ook onze natuur een boost. De zee stroomt hier twee keer per dag binnen. In het nieuwe gebied, dat tot nu landbouwgrond was, ontstaat zo getijdennatuur.”

Dit type natuur heeft het zoute zeewater nodig. Het levert niet alleen het mooie landschap en bijzondere planten op, de slikken en schorren bieden vogels voedsel en de eilandjes in de plassen vormen broedplaatsen waar ze veilig zijn voor roofdieren. Net zoals de Sea Watchers zien ze hoe de opwarming soorten wegjaagt en andere aantrekt. Vogels uit het noorden die hier overwinteren, zoals de smient, doen dat door de stijgende temperaturen steeds minder. Anderen die ze hier vroeger zelden of nooit zagen, zoals de gaffelwaterjuffer of Cetti’s zanger, een zangvogel, evolueren plots tot vaste gasten.

Productie door Remy Amkreutz, Sam Feys en Jan Straetmans

Lees nu ook