Op 22 januari zorgde het schattigste zoogdier ter wereld voor een zeldzaam moment van vrolijke politieke eensgezindheid. In de commissie Leefmilieu van het Vlaams Parlement vroeg Groen-politica Mieke Schauvliege aan minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) hoe Vlaanderen de otter gaat beschermen. Ook commissievoorzitter Bruno Tobback (sp.a) werd er zichtbaar week van. Demir antwoordde vertederd dat er een ‘soortenbeschermingsplan’ komt.
Het is terecht dat politici glunderen, zeggen ecologen. Want, net zoals de teruggekeerde wolf, bever, das, marter en vos is de otter een ‘ambassadeur van rijke natuur’ en signaleert hij goede waterkwaliteit.
De laatste decennia waren dat nochtans niet bepaald Vlaamse ‘specialiteiten’. Sinds eind jaren 80 beschouwt Vlaanderen de otter, die vroeger wijdverspreid voorkwam, dan ook als uitgestorven.
Tot beveronderzoeker Kristijn Swinnen op een lentedag in 2012 compleet onverwacht een otter zag op beelden van zijn cameraval in Antwerps natuurgebied. In de jaren daarop volgden ook otterbeelden uit Limburg en Oost-Vlaanderen. Niet veel later stond de otter op de politieke agenda.
Wat duidelijk hielp, zijn inspanningen om watervervuiling terug te dringen. Wel waarschuwen experts voor te voortvarend hoerageroep. De laatste zeven jaar zijn dertien otters opgemerkt. We kunnen dus nauwelijks spreken van een soort die zich hier definitief vestigt. “Daarvoor is nog meer robuuste natuur en nog betere waterkwaliteit nodig”, zegt Céline De Caluwé, zoogdier-expert bij WWF.
Dagelijks menu: anderhalve kilo vis
In de Zeeschelde, een belangrijke potentiële otterresidentie, ligt bijvoorbeeld het gehalte vervuilende stoffen in vissen nog altijd 47 keer te hoog om schadelijke effecten op de reproductie van otters te vermijden. “Er is ook te weinig vis”, zegt De Caluwé. “Voor otters, die anderhalve kilo per dag eten, heb je zo’n 150 kilo vis per hectare water nodig. Nu zitten we aan een gemiddelde van 10.”
Van Vlaanderen een ottermagneet maken – wat ook veel andere natuur deugd zou doen – vergt eveneens meer natuurlijke oevers zodat de otter er nesten in kan bouwen en zich kan verschuilen. Maar wat gebeurde er jarenlang? Meanderende waterlopen werden rechtgetrokken en oevers werden verstevigd met harde materialen.
En er zijn nog werkpunten. De otter leeft in een enorm gebied van 10 tot 15 vierkante kilometer. Natuurlijke doorgangen tussen ideale plekken zijn een must. Nu is het landschap te verhakkeld.
“Dat nekt veel dieren”, zegt Schauvliege. “Gemiddeld om de 300 meter komt een dier een weg tegen. Het resulteert in verkeersslachtoffers en geïsoleerde populaties die genetisch verzwakken. Tijd voor een groen adernetwerk zoals in het Waals gewest, waar 4.000 kilometer hagen en heggen wordt aangeplant.”
Tot nu toe gaat dat ‘ontsnipperen’ te traag. Negen jaar na een van de deadlines is nog maar 4 procent van het ‘natuurverwervingsgebied’, dat meer verbindingen mogelijk moet maken, afgebakend. Nochtans zijn de ‘ontsnipperingsdoelen’ volgens het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) nodig om “een absoluut minimum van waardevolle natuur te vrijwaren”.
Zeker voor de otter is er ook een verkeersveiligheidsplan nodig. De soort heeft de gewoonte om, wanneer een waterloop een weg kruist, dat kruispunt over de weg over te steken. Resultaat: drie verkeersdoden sinds 2013. Richeltjes onder bruggen kunnen dat verhelpen. Als die er zijn, vermijdt de otter wel de openbare weg.
Demir kondigt alvast acht projecten aan die oevers natuurlijker inrichten. En dus ook een soortbeschermingsplan. Zo zijn er ondertussen achttien, onder andere voor de bever, de bruine kiekendief (een roofvogel) en de kleine modderkruiper (een zoetwatervis).
Ook andere soorten dan zoogdieren zijn het, soms door dat soort beleid, beter gaan doen. De weidebeekjuffer is aan een comeback bezig, bosvogels zoals de glanskop en de oehoe herpakken zich en bioloog Tobias Ceulemans (KU Leuven) onderbreekt verrukt een telefoongesprek omdat hij een oranje met groene keizersmantel (een vlinder) in zijn tuin ziet. “Vijftien jaar geleden was die uitgestorven, nu is hij aan een grote opmars bezig.”
Of dat met otter ook lukt, is een groot vraagteken. Want wat zal precies in het soortbeschermingsplan staan? Wordt het goed uitgevoerd en is het voldoende? Papieren afspraken blijken geen garantie op beterschap.
Zo staat in het laatste Natuurindicatorenrapport van INBO dat er elk jaar vier soortbeschermingsplannen bij komen, maar dat de meeste natuurindicatoren waarmee de onderzoekers de staat van de biodiversiteit meten wel nog altijd op rood staan. Ook na tien jaar gerichte inspanningen onder de Europese Biodiversiteitsstrategie voor de periode 2010-2020.
Broedvogels in de penarie
Van de veertien relevante natuurindicatoren voor fauna, zijn er elf eerder of zeer ongunstig. Zo is ‘het aantal broedvogels aan de kust’ de laatste zes jaar pijlsnel gekelderd. Van de negentien watervogelsoorten ‘van Europees belang’, zoals de kluut, zijn er slechts acht in goede staat. Ook de trek- en langeafstandsvogels kwijnen de laatste jaren weg. De teloorgang van dieren in open leefgebieden (hooilanden, akkers, heiden en moerassen) zoals vlinders, akkervogels en insecten vat Natuurpunt samen als ‘schrikwekkend’.
De ‘rode lijsten’, die de kans op uitsterven aangeven, signaleren dat slechts iets meer dan een derde van de ongewervelden (37 procent) en de gewervelden (38 procent) niet in gevaar is. De helft van de amfibieën en reptielen en bijna de helft van de zoogdieren is bijna in gevaar, kwetsbaar, bedreigd, ernstig bedreigd of uitgestorven.
Bij de broedvogels is dat vier op tien en bij de insecten ruim een derde. 62 procent van de zoetwatervissen is uitgestorven of bedreigd, het hoogste aantal in Europa. De lijst met ‘Europese soorten van belang’ toont dat de doelen niet zijn gehaald. Van de 61 diersoorten op die lijst verkeert ruim de helft (34) in een ongunstige tot zeer ongunstige staat, zoals de knoflookpad, de barbeel (een karperachtige), het vliegend hert (soort kever) en de juchtleerkever.
“We zien nu wel stabilisering en lichte vooruitgang bij sommige, maar dat is het”, zegt INBO-onderzoeker Anik Schneiders. “Vlaanderen is onderaan de ladder gestart met herstel, en de verdere versnippering, bebouwing en vermesting maken het moeilijk de doelen te halen. Ook blijkt dat zware metalen en gewasbeschermingsmiddelen lang in het milieu blijven. Zo vinden we in palingen heel wat stoffen terug die al lang verboden zijn.”