Nu de VS een omstreden ‘vredesplan’ heeft gelanceerd, kijkt de wereld weer naar Gaza.
De Morgen reisde een week rond in de geïsoleerde Palestijnse enclave.
Hoe leven de mensen daar, hoe zien ze hun toekomst?
Een week in Gaza: ‘De mensen hebben hier gewoon geen geld meer’
Duizenden Palestijnen protesteerden deze week in Gaza-stad tegen Trumps ‘vredesplan voor het Midden-Oosten’, omdat ze vinden dat het Israël bevoordeelt. De Morgen trok begin januari een week rond in de Gazastrook, dat volgens een prognose van de VN tegen 2020 onleefbaar zal zijn. ‘Hef de blokkade op en je zult een ander Gaza zien.’
Tekst Martijn Lauwens / beeld Ahmed Fadel Al Massary
Heel nauwkeurig, een voor een, schikt Aida (33) de aardbeien in het plastic bakje. “Vrouwenhanden zijn veel zachter dan die van mannen”, legt Abu Mustafa (52) uit. “Dat is beter voor het fruit.” Samen met zijn twee broers – “geloof het of niet, we worden alle drie Abu Mustafa genoemd”– verbouwt hij al 35 jaar met de grootste zorg groenten en fruit.
Ze wonen in een klein boerderijtje in Beit Hanoun, in het noordoosten van de Gazastrook. Tot 2014 hadden de broers een veel groter landbouwbedrijf, vier kilometer verderop, aan het grenshek. “Velden vol aardappelen, watermeloenen, maïs… Tot alles in één klap verdween, kapotgeschoten door het Israëlische leger.”
‘Operation Protective Edge’ heette de Israëlische militaire campagne tegen Hamas en andere militante groepen in Gaza in de zomer van 2014. Volgens de Palestijnse ngo Al Haq werden tijdens de beschietingen en bombardementen 32.028 Palestijnse huizen deels of volledig vernield. 2.215 Palestijnen kwamen om het leven, onder wie 556 kinderen. 65 procent van hen waren burgers. Aan Israëlische kant stierven 67 soldaten en 6 burgers. Abu Mustage glimlacht minzaam:
‘Op zo’n moment kun je wenen en roepen’
‘Maar dat levert niets op, dus werken wij voort’
Deze week presenteerde de Amerikaanse president Donald Trump na drie jaar zijn langverwachte vredesplan in het Witte Huis, in het bijzijn van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu.
Volgens Trump hebben de Palestijnen “een historische kans om eindelijk een eigen staat te krijgen”.
In Gaza-stad kwamen meteen duizenden mensen op straat om te protesteren tegen het plan, dat volgens hen Israël bevoordeelt.
Dat er iets moet veranderen, staat voor de Palestijnen wel vast. Zeker voor Gaza dringt de tijd. Acht jaar geleden waarschuwden de Verenigde Naties al dat Gaza in 2020 totaal onleefbaar dreigt te worden.
Een week rondtrekken in de geïsoleerde Palestijnse enclave geeft je een beeld van de situatie. Hoe leven de mensen hier, hoe zien ze hun toekomst?
De Gaza-strook ligt in het Midden-Oosten
en grenst aan Israël.
Het is een lap grond van 41 kilometer lang
waar bijna twee miljoen Palestijnen wonen.
Bijna twee miljoen Palestijnen leven hier op een verarmde kuststrook van 41 kilometer lang en 6 tot 13 kilometer breed, opeengepakt in een verstedelijkte omgeving die bestaat uit enkele grote stadscentra, acht vluchtelingenkampen en een wirwar van buitenwijken, dorpen, industriële en agrarische zones en een stuk niemandsland aan het zwaarbewaakte grenshek.
Sinds 2007 is de Gazastrook hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Een jaar voordien had de radicaal-islamistische beweging Hamas de verkiezingen in de Palestijnse gebieden gewonnen en na een bloedige broedertwist met de rivaliserende Fatah-partij de macht opgeëist in Gaza. Israël, de gezworen aartsvijand van Hamas, reageerde – met hulp van Egypte – met een blokkade en belegering. Die blokkade duurt nog altijd voort. Niet enkel over land, met strenge import- en exportrestricties en een quasi-verbod op personenverkeer, maar evengoed op zee.
In de haven, niet ver van Gaza-stad, stoten we op Yasser (34) die zijn oude vissersboot schoonmaakt. Zijn netten zijn onheilspellend leeg. “Alweer niet veel gevangen. We zijn met te veel vissers in een te klein gebied, en niemand van ons kan zich degelijk materiaal veroorloven.” Hoewel Israël onlangs verklaarde dat het gebied voor Palestijnse vissers werd uitgebreid tot 15 zeemijl voor de kust (het was lang 10 zeemijl of minder), is dat volgens Yasser niet de volledige waarheid. “Die 15 mijl geldt maar voor een beperkte zone, in het noorden van de strook mag je nog steeds niet verder dan 6 mijl op zee.”
Enkele jaren geleden probeerde hij samen met wat collega-vissers tijdens de ramadan op zee de vasten te breken. Maar Israëlische mariniers klommen aan boord, kaapten de boot en verplichtten hen om terug naar de kust te zwemmen. Elf maanden later – er is nooit een aanklacht of verantwoording gekomen – kreeg Yasser zijn boot terug. “Er was voor 20.000 euro schade aan.”
Elke visser hier heeft zo wel een verhaal.
‘Ze snijden onze touwen door, ze schieten onze boten lek’
‘Ze testen er hun nieuwe waterkanonnen op uit, en ga zo maar door’, zegt Mohammed (29).
In 2019 werden 351 incidenten op zee gemeld.
Meestal ging het om beschietingen door de Israëlische marine.
Mohammed Subhi Bakr (58) verloor zijn zoon Ismail toen een Israëlisch schip drie raketten afvuurde richting het strand waar Ismail speelde met zijn neefjes en broers. Hij en drie andere jongens, allemaal tussen 9 en 11 jaar oud, kwamen om het leven. “Soms wandel ik over het strand en kijk ik naar de golven, en dan hoop ik dat ik het hoofd van mijn jongen vind”, vertelt Mohammed Subhi. ‘Wat heeft onze familie toch gedaan om zo gestraft te worden?”
Naast hem zit zijn zoon Montasser (17). “Hij heeft nachtmerries, plast in zijn bed”, vertelt Subhi. “Hij ziet de beelden voortdurend voor zich, hoe zijn broertjes en neefjes, waar hij even eerder nog mee aan het dollen was, aan flarden werden gereten.” De Bakr-familie is op zoek naar gerechtigheid. “Ook nu nog, na vijf jaar, hopen wij dat iemand ons helpt, dat de internationale gemeenschap aan onze zijde wil staan. Het enige wat wij vragen, is om als mensen behandeld te worden.”
Het is niet enkel de Israëlische blokkade en belegering die Gaza wurgt, ook de heersende Hamas-regering draait haar hand niet om voor mensenrechtenschendingen. Ze gedraagt zich als een corrupt en autoritair regime dat celstraffen, foltering en gewelddadige intimidatie gebruikt om (onder meer) politieke tegenstanders in het gareel te houden. Een heikel punt in het vredesplan van Trump is de ontwapening van Hamas, de extremistische beweging die in de Gazastrook aan de macht is. Hamas verwierp het plan meteen.
Maar wie in Gaza met inwoners spreekt, merkt meteen dat bijna niemand Hamas verdedigt. Zo krampachtig als de islamisten zich vasthouden aan de macht, zo hard lijdt de eigen bevolking onder hun beleid.
Op zoek naar andere leiders, naar sterke figuren in de samenleving, vallen in Gaza meteen enkele vrouwen op die zich liefst buiten de traditionele – vaak patriarchale – machtsstructuren een weg naar boven aan het timmeren zijn.
De 37-jarige lerares Heba Al Hendy staat bekend onder haar bijnaam ‘superwoman’. Vijftien jaar geleden voelde ze de behoefte om iets te doen voor haar gemeenschap, en in het bijzonder voor wie minder kansen krijgt. Daarom richtte ze het Palestinian Pioneers Cultural Center op. Ze werkte onder anderen met schoolkinderen, gehandicapten, oorlogsslachtoffers, kankerpatiënten, bejaarden, werkloze vrouwen. De kast vol prijzen en onderscheidingen in haar kantoor is navenant. “Ik heb dingen gerealiseerd waarvan veel mensen hier denken dat vrouwen dit niet aankunnen”, zegt Al Hendy. Mijn volgende project is een autobeurs.” Momenteel zijn 25 jonge vrouwen in heel Gaza autohandelaars, -herstellers en -liefhebbers aan het afschuimen om die beurs op poten te zetten. “Zo activeer ik de meisjes, en toon ik dat ze met een beetje lef ver kunnen komen.”
Het enige probleem: geld, het gebrek aan structurele financiering. “Ik zoek een internationale partner om mij te helpen”, al moet die wel haar totale onafhankelijkheid kunnen garanderen. Wat ze uiteindelijk wil bewijzen, zegt ze, is dat je op Palestijnse vrouwen kunt rekenen. “Dat zij dingen in beweging kunnen zetten. Maar daarvoor moet je de routine durven te doorbreken; als je wilt winnen, moet je creatief zijn.”
Niet alleen in Gaza-stad, ook op het platteland proberen vrouwen hun eigen lot in handen te nemen. Mai Al Najar (34) besloot een jaar of twee geleden om samen met vier andere jonge vrouwen een eigen landbouwbedrijf te starten. Ze waren het zat om thuis te zitten en hun universiteitsdiploma’s te zien verstoffen – zowat 75 procent van de hoogopgeleide vrouwen in Gaza is werkloos. Dankzij een beurs konden ze een lapje grond huren ten oosten van de stad Khan Younis, op 600 meter van het Israëlische grenshek. Daar kweken ze nu onder meer pepers en aardappelen. Met bergen passie, én een visie.
“Pesticiden om de gewassen te behandelen, daar moet ik niets van weten. Maar de eigenaar van het land drong aan, ik móést en zou de boel besproeien. Wel, ik heb hem even stevig op zijn plaats gezet. En die chemische toestanden gebruik ik dus nog altijd niet”, zegt Al Najar vastberaden.
‘Nu hij merkt dat ons project werkt, dat we succes hebben, wil hij natuurlijk de huurprijs laten stijgen.’
‘Zo is het altijd wat met die mannen.’
Ze vertelt dat ze grote hoeveelheden zuiver water moet aankopen omdat het leidingwater te zout en te vervuild is. “Soms spuiten de Israëli’s vergif op onze gewassen, op andere plekken laten ze dan weer rioolwater over de Palestijnse velden lopen.”
Terwijl ze ongegeneerd ruzie staat te maken met een oudere Libische werknemer – “In het begin moest je niets van mij weten, nu geef ik jóú werk en nóg doe je vervelend!” – overschouwt Al Najar het veld. “Ik wil bewijzen dat ik dit kan, en zo mezelf en mijn familie vooruithelpen. Hopelijk kan ik zo andere vrouwen motiveren om ook de handen uit de mouwen te steken en een steentje te verleggen.”
Vrije val
Dat de economie in vrije val is, merk je op de oude markt van Gaza-stad. In de kraampjes en winkeltjes liggen stapels fruit, kruiden en ander lekkers, maar van echte bedrijvigheid is geen sprake. “Vroeger zou je hier over de koppen lopen, op elk moment van de dag”, legt een local uit. “Maar de meeste mensen hebben gewoon geen geld meer.”
Toch springt het luxueuze Al Mashtal-hotel in Gaza-stad meteen in het oog. Binnen is net een feest aan de gang. Aan de vele tafels in de grote zaal zitten uitsluitend families, iedereen piekfijn uitgedost. Op het podium zorgt een bandje voor sfeer in de beste Arabische traditie, obers werken zich uit de naad om het rijkelijke buffet zo mooi mogelijk te presenteren en alle gasten te voorzien van koffie en vruchtensap.
Maar dit soort feesten is uitzonderlijk geworden, zegt directeur Abu Aedel. Niet alleen verbiedt Hamas zowat alle vormen van ‘westers’ vertier, de meeste mensen kunnen het zich simpelweg niet meer veroorloven.
“Er is geen middenklasse meer. Er blijft alleen nog een piepkleine bovenklasse over, en een enorme massa armen. Zonder middenklasse is er geen economie, en zonder economie is er geen leven.
“Vroeger had ik 126 personeelsleden in dienst, nu nog 40. Weet je dat er in de rechtbanken van Gaza 130.000 zaken lopen van mensen die ongedekte cheques hebben uitgeschreven? Alle ondernemers zijn blut.”
Abu Aedel denkt dat de opeenstapeling van problemen uiteindelijk tot een totale implosie zal leiden. “De Israëlische blokkade zorgt ervoor dat deze samenleving instort, maar de oorzaak van die blokkade is Hamas.” Hij noemt de blokkade een ‘koude oorlog’ die de samenleving kapotmaakt. “Misschien zou een échte oorlog nog beter zijn.” Dat Israël sinds kort nieuwe en grotere hoeveelheden goederen toelaat, of de visserszone vergroot, is volgens Abu Aedel maar schone schijn. “Gaza is een kankerpatiënt, en die behandel je niet met aspirines.”
Tech-talent
Al zijn er ook hoopvolle initiatieven. Zoals Gaza Sky Geeks (GSG), een opleidingscentrum voor ambitieus tech-talent (m/v) in het midden van de stad. Met steun van de Amerikaanse ngo Mercy Corps, grote investeerders zoals Google en The Coca-Cola Foundation en een crowdfunding groeide GSG in enkele jaren uit tot de eerste volwaardige tech-hub in de Gazastrook. De sfeer is uitbundig en dynamisch, in de grote ruimte en de vele kleinere lokalen zijn tientallen jonge mensen achter laptops bezig met brainstormen, coderen, schrijven en ontwerpen.
Is het omdat je in Gaza fysiek gevangen bent, dat zoveel jeugd zich op de onlinewereld stort? Woordvoerder Dalia Shurrab: “Iedereen met een idee voor een job die online gedaan kan worden, kan bij ons deelnemen aan de ‘Freelance Academy’ of de ‘Code Academy’. Let wel: de eisen zijn hoog en het aantal deelnemers is beperkt, dit is een zeer competitieve omgeving.”
In de loop van de jaren werden al meer dan 10.000 jonge Gazanen opgeleid bij GSG, en veel van hen zijn nu aan de slag bij grote bedrijven in westerse steden. “Wij exporteren kennis en hoop naar de wereld, en tegelijk halen we de wereld naar Gaza”, vertelt Shurrab. Bedoeling is dat de deelnemers nadien ook iets terugdoen voor de maatschappij. “Al onze leraars zijn bijvoorbeeld vrijwilligers die hier zelf ooit opleidingen volgden.”
Vrouwen worden echt aangemoedigd om in de GSG-programma’s te stappen, en dat is volgens Farah (27), die hier al twee jaar aan de slag is, een doelbewuste aanpak. “Er is maar één oplossing voor de sociale problemen in onze samenleving, en dat is inzetten op gendergelijkheid.”
Ondrinkbaar water
De werkloosheid in Gaza schommelt rond de 50 procent, bij jongeren gaat die zelfs richting 70 procent. De helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens, 98 procent van het leidingwater is ondrinkbaar, er zijn dagelijkse stroomonderbrekingen die gemiddeld 12 uur duren (geregeld zelfs 20 uur). Sinds 2008 vielen in Gaza ongeveer 5.000 Palestijnse doden (en veel meer gewonden) door Israëlisch geweld. Honderdduizenden Gazanen kampen met ernstige psychische problemen en zoeken hun heil niet zelden in illegaal binnengesmokkelde en op straat verkochte pijnstillers.
Er is daarnaast een tekort aan geneesmiddelen en adequate medische hulp. “Pas na zestien vermoeiende ziekenhuisbezoeken – zes in Israël, tien in Egypte – kenden we de diagnose van mijn zoon Tamer: het Maroteaux-Lamy-syndroom.” Mohammed Riadh Ziayara (36) weet dat er geen genezing mogelijk is voor de zeldzame stofwisselingsziekte van zijn 10-jarige zoontje, maar er bestaan wel degelijk behandelingen die zijn leven opnieuw draaglijker zouden kunnen maken.
“Hier in Gaza hebben ze die medicatie niet. In Israëlische ziekenhuizen wel, maar het is zeer duur, dat kunnen wij niet betalen. Bovendien hebben de Israëlische autoriteiten ons verteld dat we niet meer welkom zijn.” Ziayara werkt zestien uur per dag als ober in een restaurant om Tamer zo goed mogelijk te kunnen verzorgen. “Ik wil gewoon dat hij kan zijn zoals andere kinderen. De medicatie bestaat, maar wij hebben er geen recht op, want wij wonen in Gaza.”
De belangrijkste hulporganisatie voor de noodlijdende bevolking is UNRWA, het VN-orgaan dat zich sinds 1949 bekommert om de Palestijnse vluchtelingen. In de Gazastrook is zowat 75 procent van de bevolking erkend als vluchteling, dat wil zeggen dat zij afkomstig zijn uit dorpen en steden buiten Gaza die in 1948 door Israël werden vernield of onder Israëlische controle kwamen. Ook hun nazaten vallen onder het vluchtelingenstatuut, tot de dag dat er een definitieve oplossing bereikt wordt voor het Palestijnse vluchtelingenprobleem.
In de streng beveiligde ‘UNRWA Gaza Headquarters’ legt woordvoerder Adnan Abu Hasna uit waar zijn organisatie op focust. “UNRWA is de grootste, of enige, dienstverlener voor het grootste deel van de Gazaanse bevolking. Wat wij voorzien, zijn eigenlijk overheidsdiensten die hier anders haast onbestaand zouden zijn. Zo volgen bijna 300.000 leerlingen les in 276 UNRWA-scholen, baten we 22 klinieken uit en delen we basisvoedsel uit aan wie dat het meest nodig heeft.”
Meer dan de helft van de bevolking, 1,1 miljoen Gazanen, heeft vandaag recht op die elementaire voedselhulp; 700.000 van hen vallen onder de categorie ‘abjecte armoede’ – die mensen zijn volledig afhankelijk van de UNRWA-voedselbonnen. “In 2000 waren er ‘maar’ 70.000 ‘abject armen’ in Gaza. De reden is duidelijk: de blokkade.”
De VS waren altijd de belangrijkste donor van UNRWA, tot president Trump in 2018 die financiering stopzette. Plots daalden de inkomsten van de organisatie met meer dan 300 miljoen dollar. Ook België had zijn bijdrage aan UNRWA tijdelijk stopgezet, maar minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo (Open Vld) kondigde medio december 2019 aan dat uit een grondige doorlichting bleek dat UNRWA ‘efficiënt, transparant en professioneel’ te werk gaat, en dat van fraude geen sprake is. De Belgische financiering werd inmiddels hervat.
Maar wat er nu eerst moet gebeuren, vindt Abu Hasna, is het opheffen van de blokkade. “Mensen in Gaza zijn erg getalenteerd, er zijn elk jaar honderden masters en doctorandi die zich inschrijven in ons jobprogramma, maar we kunnen maar een fractie van hen tijdelijk aan werk helpen. Hef de blokkade op en je zult een ander Gaza zien.”
Walm van afval
Net als je denkt dat je alle ellende in Gaza hebt gezien, kom je in het vluchtelingenkamp Nuseirat, waar een penetrante walm van afval en rioolwater de grauwe straten en steegjes vult. “En dan heeft het vandaag nog geregend, normaal gezien is het veel erger”, zegt een man in een feestelijk gedecoreerde koffiebar. ‘Happy New Year 2020’, staat er op de ramen. Een ober is bezig de elektriciteit, die nog maar eens was uitgevallen, weer aan de praat te krijgen.
Omdat er niet voldoende middelen zijn voor een volwaardige waterzuiveringsinstallatie, loopt het meeste afvalwater van centraal-Gaza via een open riool door bebouwd gebied, rechtstreeks de zee in. Wie ’s zomers gaat zwemmen in de zee – het strand is een van de weinige plekken in Gaza waar je je kunt ontspannen – staat even later vol rode plekken. “De mensen worden ziek van de zee.”
Het besmette (en zoute) water sijpelt op zijn beurt weer door in de ondergrond van de kuststrook, en vervuilt de plaatselijke zoetwaterbronnen. De contaminatiewaarden van het kraanwater liegen er niet om: ze zijn 40 keer hoger dan de internationale maximumnorm. Het gaat vooral om intrusie van chemische stoffen. Ramzi Hamad Ahel, directeur van het waterdepartement van Gaza-stad, noemt de problematiek catastrofaal. “Momenteel kan in Gaza minder dan 10 procent van het rioolwater gezuiverd worden, in 2000 was dat nog 80 procent.”
Ondanks alles weigert Ahel om op te geven. “Elk jaar komen er in Gaza 70.000 mensen bij, de problemen worden steeds groter en hulp uit het buitenland krijgen we niet. Je ziet dat de VN gelijk hadden in 2012: Gaza is een onleefbare plek geworden. Maar toch, met de moed der wanhoop doen we voort.”
We Are Not NumberS
“Wanneer Gaza in het nieuws komt, gaat het altijd over aantallen: mensen die gedood zijn, huizen die gebombardeerd zijn, raketten die afgevuurd zijn…”, vertelt Issam Adwan (26) die we in Gaza-stad ontmoeten. Hij is schrijver bij We Are Not Numbers, een collectief dat via sociale media Engelstalige verhalen over Gaza de wereld instuurt. Adwan: “Wij willen een platform zijn voor mensen die niet gehoord worden. We vertellen niet alleen over de dood, maar ook over het leven. Wij willen hoop tonen waar er geen lijkt te zijn. Een hobby, een liedje, een liefde, een droom… we willen Gaza vermenselijken.”
Dat is ook het doel van Theatre Day Productions, een groot en bekend kunsthuis in de Gazastrook, dat sinds zijn ontstaan in 1995 al tienduizenden kinderen, studenten, ouders, leraars en ander publiek heeft weten te bereiken. Via verschillende programma’s en theatervormen wil TDP problemen in de maatschappij bespreekbaar maken.
In een lege theaterzaal zitten acht vrouwen met de ogen gesloten. Ze bereiden zich in stilte voor, leven zich in in de personages die ze gaan vertolken. Wanneer regisseur en artistiek directeur Mohammed El Hissi het teken geeft, vertellen ze hun verhalen met alle bijbehorende mimiek, handgebaren en stemverheffingen: de bedrogen echtgenote, het nieuwsgierige schoolkind, de werkloze universitair…
“Dit is ons storytelling-programma voor vrouwen”, vertelt El Hissi. “We gebruiken waargebeurde verhalen van gewone mensen en laten ze tot leven komen. Zo leren de cursisten wat vrije expressie betekent.”
‘Wat wij hier doen is ook een gevecht voor vrijheid’
Ook al zijn er al jarenlang geen bioscopen meer in Gaza, toch loopt er bijvoorbeeld al even een heus filmfestival rond mensenrechten. Onder de noemer ‘Red Carpet’ wordt jaarlijks een 100 meter lange rode loper uitgerold op steeds een andere plek, die dan eindigt aan een groot scherm. Medeoprichter en -bezieler Saud Aburamadan (54): “Na de oorlog van 2014 kwam regisseur Khalil Al Mozian op het idee om een rode loper uit te rollen over het puin van de verwoeste wijk Shijaiyah. Op die manier wilden we een boodschap geven aan de getroffen bewoners: jullie verloren jullie huizen en familieleden, maar jullie zijn niet minder belangrijk dan de filmsterren die in Cannes paraderen.”
Red Carpet moet een wapen zijn in de Palestijnse strijd, zegt Aburamadan. “De laatste twintig jaar hebben wij gezien dat gewelddadig verzet niets heeft uitgehaald. Daarom geloven wij in vreedzaam verzet. De boodschappen die wij vanuit Gaza naar de wereld sturen, hebben meer resultaat dan al dat geweld. Europa moet zien: deze Palestijnen zijn geen terroristen, zij geloven in de vrede. Het bewijs: ze houden elk jaar een filmfestival voor mensenrechten.”
Aburamadan vindt het jammer dat er zoveel jonge Palestijnen wegvluchten, maar hij begrijpt hen wel. “In Gaza zijn zoveel ‘makers’, zoveel jonge mensen die muziek creëren, kunstenaar zijn, poëzie schrijven, sport beoefenen. Spijtig genoeg kunnen zij hier hun werk niet tonen aan de wereld. Ze gaan naar het buitenland, hier respecteert niemand hun kunnen. Wij noemen Gaza het kerkhof van talenten.”
De 29-jarige Abou Ahmed is een van de velen die het erop wil wagen. “Alles is beter dan Gaza. Hier is geen werk, geen veiligheid, geen toekomst.” In de stoffige wachtruimte van de Palestijns-Egyptische grensovergang in Rafah zit hij op een plastic stoeltje voor zich uit te staren, zijn reiskoffer ligt buiten al op een aanhangwagen. Naast hem spelen en lachen zijn twee zoontjes. Ze zijn zich er niet van bewust dat dit de laatste momenten zijn met hun papa.
Abou Ahmed wacht tot zijn naam afgeroepen wordt, want dan begint het, dan wordt alles anders. “Ik heb een visum voor twee maanden voor Turkije, én eindelijk ook een paspoort en een toelating om door Egypte te reizen”, vertelt hij stil. “Hoe mijn toekomst eruitziet, weet ik niet. Het is voor deze twee kleintjes dat ik vertrek. Het enige wat ik wil, is werk vinden, zodat ik mijn gezin geld kan sturen.”
Of hij dan iemand heeft in Turkije of Europa, iemand die hem wegwijs kan maken en kan opvangen? “Neen, helemaal niemand.” Abou Ahmed heeft geen diploma, en ook weinig werkervaring. Hij is blij, zegt hij zelf, maar de tranen in zijn ogen vertellen iets anders. “Ik ben de eerste van mijn familie die vertrekt, dus iedereen rekent nu op mij.”