Het trauma van Pepinster: ‘Toen mijn moeder mijn zus loste, gleed ze weg. Haar lichaam werd veertien kilometer verder gevonden’
Nog altijd lijkt de streek van Pepinster op een oorlogsgebied. Er duiken kadavers van dieren op, er wordt geplunderd. Bewoners zijn in shock. Maar wie een week na de overstroming terugkeert, ontwaart tussen de bezems en kruiwagens toch ook hoop.
Tweeënhalve meter.” Ze wijst naar de streep op de muur van haar huis. “Zo hoog kwam het water. Een geluk dat we een bel-etage hebben, we wonen boven. Maar ik heb doodsangsten uitgestaan.”
Het is dinsdag 20 juli, vijf dagen na de overstroming. De huizen in de straat waar Maud Hagelstein (41) woont, liggen op een paar honderd meter van de Ourthe en zijn allemaal de dupe van de overstroming. Het anders zo pittoreske Esneux in de provincie Luik is een van de zwaarst getroffen gemeentes. Er is geen elektriciteit, water en gas en niemand kan op dit moment zeggen hoelang het zal duren voor er iets gefikst wordt. De bewoners zijn dag en nacht in de weer met schoppen, kruiwagens en graafmachines om puin te ruimen en proberen er met elkaar de moed in te houden. De ene komt aandraven met macaroni in tomatensaus van de scouts in de lokale gaarkeuken om de hoek, de andere brengt koffie rond uit de thermoskan. De geur van mazout hangt nog altijd in de lucht, de generatoren draaien op volle toeren.
“Toen het water wegtrok, lag de tuin bezaaid met spullen, het was alsof we op een vuilnisbelt woonden. Maar deze hier”, tikt Maud met haar hand op de aangespoelde mazouttank in de voortuin, “krijgen we niet zomaar weg. Het ding is veel te zwaar. Kun je nagaan wat een enorme kracht het water had.” Het ergste is niet de materiële schade, vindt ze. “Het is het trauma dat het diepste raakt. Dat zal niet zomaar verdwijnen, vrees ik.”
Ze wisten dat het water ging komen, die woensdag 14 juli. Hun auto hadden ze voor de zekerheid een stuk hoger geparkeerd, de twee geiten in de stal beneden waren ook in veiligheid gebracht. Voor de rest was het afwachten op wat komen zou voor Maud en haar man en twee kinderen. “We zijn zeventien uur opgebleven, die nacht van woensdag op donderdag. Het water kwam alsmaar hoger. Telkens als de zodiac (rubberboot, red.) van de brandweer in de buurt was, hoorde ik verschillende buren om hulp schreeuwen. Het ging door merg en been. Mijn overburen, die dichter bij de rivier wonen, zijn twee tachtigers. Het water stond al tot aan hun knieën, ze konden nergens heen. Gelukkig heeft de brandweer hen eruit gehaald. Net als de twee oudjes in de auto tegenover ons huis. Ik denk dat ze in allerijl wilden wegrijden, maar ze werden overvallen door het water. Ik was zo bang dat ze voor mijn ogen zouden verdrinken. Maar ook zij zijn gered, godzijdank.”
Het water maakte zo’n kabaal dat ze dacht dat haar huis het zou begeven. “De helft van de woning is van hout. De golven beukten ertegen, het leek alsof de balken elk moment konden breken. Ik was zo bang dat ik ervan moest overgeven, er gebeurde zoveel tegelijk, ik had van niets nog het gevoel dat ik er enige controle over had. Toen ik naar buiten keek, zag ik hogerop in de straat, achter onze tuin, twee vrienden staan. Een van hen is architect. “Je huis is stevig, het zal niet instorten”, riep hij. Toen was ik weer even gerust. Maar dan zag ik opnieuw al dat water rondom ons en dacht ik dat we het nooit zouden overleven.”
Dat het goed doet om haar verhaal te vertellen, zegt ze zachtjes. Want de schok zit er bij hen allemaal nog diep in. “Ik hoop het nooit meer mee te maken, maar ik wil niet verhuizen. We hebben hier ons bestaan opgebouwd, en het water krijgt ons niet zomaar weg.”
Het water maakte zo’n kabaal dat ze dacht dat haar huis het zou begeven. “De helft van de woning is van hout. De golven beukten ertegen, het leek alsof de balken elk moment konden breken. Ik was zo bang dat ik ervan moest overgeven, er gebeurde zoveel tegelijk, ik had van niets nog het gevoel dat ik er enige controle over had. Toen ik naar buiten keek, zag ik hogerop in de straat, achter onze tuin, twee vrienden staan. Een van hen is architect. “Je huis is stevig, het zal niet instorten”, riep hij. Toen was ik weer even gerust. Maar dan zag ik opnieuw al dat water rondom ons en dacht ik dat we het nooit zouden overleven.”
Dat het goed doet om haar verhaal te vertellen, zegt ze zachtjes. Want de schok zit er bij hen allemaal nog diep in. “Ik hoop het nooit meer mee te maken, maar ik wil niet verhuizen. We hebben hier ons bestaan opgebouwd, en het water krijgt ons niet zomaar weg.”
In de straten van Esneux zijn ze nog altijd bezig het water uit de huizen weg te pompen. Langs het inmiddels opgedroogde jaagpad aan de oevers van de Ourthe treffen we een spoor van huisraad aan: porseleinen borden, een antieke klok, wc-potten, een vaatwasser, een badkuip... Hoe dichter we bij de zwaar getroffen camping in deelgemeente Mery komen – de beelden gingen de voorbije week viraal – hoe meer meubilair we tegenkomen. De camping ziet eruit als een landschap na een tsunami. Niets is nog heel, het terrein ligt bezaaid met brokstukken. Op sommige caravans is in graffiti een blauw kruis en het woord ‘police’ gespoten, om aan te geven dat de politie geweest is en vaststelde dat er niemand binnen zat. Op andere plekken lezen we ‘fouille’, daar moest nog verder gezocht worden naar overblijvers, al dan niet in leven. Op de grond vinden we verschillende foto’s van kinderen, kleinkinderen, opa en oma, de hond.
ze zijn zwaar onder de indruk van wat ze hier zien. “Nog nooit meegemaakt.”
Het is 28 graden, de geur van rottende kadavers is onmiskenbaar. “Het zijn waarschijnlijk huisdieren”, zegt Amélie Sovilla. Haar stacaravan, of wat ervan over is, bevindt zich aan de rand van de Ourthe, naast die van haar ouders en broer. “De meeste bewoners van de camping hadden hun huisdieren op tijd in veiligheid gebracht. Maar ik hoorde dat de brandweer in Esneux die eerste nacht alleen mensen uit hun huizen heeft geëvacueerd. Huisdieren konden niet mee. Een aantal van die dieren zal tot hier meegesleurd zijn, vrees ik.”
Amélie is een van de vaste bewoners van de camping, net als haar familie. “Onze buurvrouw, een andere vaste bewoonster, heeft het niet overleefd”, klink het gelaten. “En er zijn nog drie lichamen gevonden; een man aan de ingang van de camping, iemand die niet ver van mijn caravan lag en nog een, een vrouw geloof ik. Het waren geen bewoners van de camping, dat is al wat ik weet. Waarschijnlijk zijn ze van ver meegesleurd.” Vanmorgen werd de camping nogmaals doorzocht door de Cel Vermiste Personen. Niemand werd gevonden.
Amélie wast de kleren die in haar caravan achterbleven. Met bruin water van de Ourthe, in een kruiwagen. “Beter dan niets. Anders gaat het nog meer stinken.”
Haar vader, Marc Sovilla, komt aangewandeld met de druipende jurken van zijn vrouw. Blauwe kant, gebloemde linten. Hij legt de stapel over een hek te drogen in de zon. “Ik kan mijn caravan naar de schroothoop brengen”, zegt hij schouderophalend. “Er is niets van over. Het water kwam tot het dak.” Intussen woont hij met vrouw plus zoon en dochter in een mobiele caravan, hogerop gelegen. “Ik heb het gehad hier”, zegt de gepensioneerde leerkracht metselen hoofdschuddend.
“Ik woon al zestien jaar op deze plek en het is de vijfde keer dat de boel overstroomt. Al is het nooit zo hevig geweest als nu. Maar wat ik het ergste vind, is dat er plunderaars bezig zijn. De deur van de caravan van onze buren is ingeramd. Wat ze zochten in een totaal ondergelopen caravan mag God weten, maar het is de mens op zijn laagst. Ook toen het water nog hoog stond, zijn ze geweest. Met gevaar voor eigen leven probeerden ze nog iets te vinden dat van waarde kon zijn. Hoe zielig. Daarom: het is genoeg geweest. Ik koop een andere, tweedehandscaravan en ga hogerop wonen.”
De burgemeester van Esneux heeft een privéfirma ingeschakeld om de straten te helpen beveiligen na een reeks plunderingen en diefstallen. Ze heeft ook hulp gevraagd aan de lokale en federale politie. Daarnaast helpen scouts mee door ’s nachts op ronde te gaan.
Op de camping in Mery is er nog zo goed als niets opgeruimd. De meeste bewoners zijn vertrokken en nog niet teruggekeerd. In Pepinster daarentegen gaan de opruimwerken 24 uur per dag door. Als we er tegen de avond arriveren, weet fotograaf Stefaan niet wat hij ziet: “Gisteren lag deze straat nog vol puin. Nu is alles weg. Niet te geloven hoe rap dat gaat!” Hij zal het deze avond nog verschillende malen herhalen, telkens als we door opgeruimde straten lopen waar hij de dag voordien nog getuige was van de chaos. In andere buurten blijft hij dan weer stil. Omdat het nog even erg is. Het woord is al veel gevallen de afgelopen week. Oorlogsgebied. Maar het is een feit; de kracht van het water heeft de huizen en straten zo zwaar verwoest dat het sterk doet denken aan een tot gruis herleide wijk van een land in oorlog.
“Mijn schoonbroer woont hier”, zegt Boris Vandijck. Hij sjouwt plastic zakken vol kleren en eten uit een woning waarvan de voorkant volledig is weggeslagen. We kijken recht in de kamers, zien een scheefgezakt bed met witte plastic bedlamp en een stapel knuffelbeesten. “Toen het water woensdag begon te stijgen, was mijn jongste zus op bezoek. Het ging zo snel dat ze naar de zolder moest vluchten. Daar heeft ze 48 uur vastgezeten. Uiteindelijk heeft de brandweer haar om drie uur ’s nachts kunnen redden. Nu is ze thuis, maar ze is zo bang dat ze niet alleen durft te zijn.”
Om de hoek staan we aan de Vesder. Op deze plek is de ravage het grootst. De woningen zijn voorlopig – en misschien voorgoed – onbewoonbaar. Hele gevels zijn weggeslagen, autowrakken liggen kriskras op en onder het puin. Maar ook hier is hard gewerkt. De meegesleurde maalstroom lag op zondag nog onder, naast en op de brug en in de straten rondom. Nu is de straat aan de Vesder leeg. Alle bewoners zijn ergens anders ondergebracht. Maar halverwege de rij huizen zit een oude dame op een stoel in de avondzon. Het is Christiane Mathonet Sluse, 69 jaar, en het huis achter haar is de plek waar ze al 58 jaar woont. Ze reageert gelaten als we vragen om haar te spreken. Maar ze komt algauw op dreef en praat dan aan een stuk door. Zoals we vandaag al meermaals hebben meegemaakt. Veel mensen zijn nog in shock; als ze beginnen te vertellen, gutst hun verhaal er uit.
“Die woensdagavond kwam het water aanvankelijk tot aan de derde trede van de trap naar mijn slaapkamer. Maar tegen 23 uur was het waterpeil gezakt tot de eerste trede. Dat stelde me gerust, ondanks de aanhoudende regen. Ik ging naar boven en viel als een blok in slaap.”
Toen Christiane ’s morgens om zes uur opstond, wist ze niet wat ze zag. Het water was gestegen tot op twee treden van de eerste verdieping. “Ik keek uit het raam en zag alleen maar water. Het kolkte als bezeten, verschrikkelijk angstaanjagend. Ik begreep dat ik niet weg kon en probeerde zo rustig mogelijk te blijven. De gedachte aan mijn overleden man, hij was brandweerman, hield me sterk. Ik was ervan overtuigd dat zijn geest bij me was, dat hij me beschermde.”
hristiane zat vier dagen opgesloten in haar huis. Ze leefde op een banaan per dag. “Niet erg, ik kan wel wat hebben”, zegt ze lachend, wijzend naar haar heupen. Door het water en het opgestapelde puin kon ze niet naar buiten. Aan de brug over de Vesder kwam het puin tot vier meter hoog en blokkeerde zo de doorgang van het water. Het zocht zich een weg langs de oevers en de aanpalende straten.
“Mijn 27-jarige neef heeft die eerste dagen een poging gedaan om me te komen redden, maar hij moest opgeven omdat hij riskeerde zelf meegesleurd te worden door het water.”
Toen de brandweer vroeg of ze haar moesten evacueren, stond ze erop te blijven. Dat ze naar haar moeder moesten gaan, zei ze hen. Die woonde in het huis om de hoek. “Ik maakte me grote zorgen om haar. Ze was 89 en ziek. Helaas heeft ze deze rampspoed niet overleefd. Mijn zus (49) is er wel heelhuids uitgekomen. Maar ook dat heeft weinig gescheeld. Ze was bij moeder thuis toen de overstromingen begonnen. Op een bepaald moment hoorde ze de woning kraken, ze vreesde dat het huis zou instorten. Ze heeft mijn moeder toen gezegd dat ze haar goed moest vastpakken zodat ze samen het huis konden verlaten. Maar het was te laat. Het huis stortte in, beiden werden meegesleurd door het kolkende water.”
Christianes zus en moeder kwamen niet in de rivier terecht, het water sleurde hen mee een zijstraat in. “Ze probeerden zich zo goed mogelijk aan elkaar vast te klampen. Maar toen ze verderop in het puin verstrikt raakten, heeft mijn moeder haar greep moeten lossen en gleed ze weg. Ook mijn zus werd nog een heel eind door de stroming meegesleurd. Op het moment dat ze voelde dat ze het niet lang meer zou volhouden, dacht ze aan haar dochter. Dat gaf haar de kracht om door te gaan. Uiteindelijk werd ze gered. Behalve wat schrammen houdt ze er vooral een trauma aan over. Ze heeft alles gedaan wat ze kon om moeder te redden maar het heeft niet zo mogen zijn.”
Haar moeder werd 14 kilometer verderop gevonden, aan de supermarkt in Trooz. Ze is deze morgen naar haar gaan kijken, klinkt het zachtjes. Nadat haar broer had gezegd dat hun moeder er sereen bij lag. “Ze was al oud en ziek. Dat ze moest sterven was op zich niet zo erg, maar dat het in deze dramatische omstandigheden moest gebeuren, is heel moeilijk te aanvaarden.”
Het zal zes maanden duren voor haar huis opnieuw bewoonbaar zal zijn, is haar verteld. Voorlopig verblijft ze bij haar broer. “Ik heb familie, vrienden, ik ben goed omringd. Maar ik ga terug. Dit is mijn thuis, ik heb hier jarenlang met mijn man gewoond, ik wil mijn laatste dagen niet op een andere plek slijten.”
Ze is ook kwaad. Op wat ze het ‘groot licht’ noemt dat de kleppen van de stuwdam heeft opengezet. Ook een woord dat telkens terugkomt: de barrage, de stuwdam. In Esneux, in Pepinster, alle mensen die we spreken vertellen hetzelfde; dat het water plots in een razend tempo begon te stijgen, een gevolg van het openzetten van de stuwdam in Eupen. En dat het een fout is geweest.
De vraag of een deel van de overstromingen voorkomen kon worden, zal nog heel wat discussies opleveren. De burgemeester van Verviers vraagt om een parlementaire onderzoekscommissie. In de regio Verviers-Pepinster zijn intussen zeker 9.000 mensen dakloos geworden voor de komende zes maanden, zei korpschef Alain Barbier van de politiezone Vesder eerder deze week.
In de straat aan de andere zijde van de Vesder botsen we op een groep brandweermannen van de zone Midwest, post Zwevezele. Ze zijn hier op verzoek van Binnenlandse Zaken. Hun shift zit erop vandaag, zegt Christophe De Keyzer. En ja, ze zijn zwaar onder de indruk van wat ze hier zien. “Nog nooit meegemaakt.” Ze hebben vandaag bij zeker 200 huizen aangeklopt met de vraag of ze konden helpen. Met puin ruimen, water wegpompen, alles wat nodig is. “Meestal zeggen de mensen in eerste instantie dat het wel zal lukken. Maar als we uitleggen dat we er nu toch zijn, laten ze ons wel toe. Het begint met het wegzetten van een doos, maar op het einde maken we hele keukens en woonkamers leeg.”
Ook hier wordt geplunderd, weten de brandweermannen. “Sommige mensen weigeren hun woning te verlaten, ook al is er niets meer, uit angst voor diefstal ’s nachts. Verderop lag een oude man eindelijk te slapen, na al die dagen van spanning. Ze zijn gewoon binnengelopen terwijl hij sliep en hebben meegenomen wat ze konden.”
Ze hebben trouwens een ramp weten te voorkomen, zegt De Keyzer. “In een garage aan het einde van de straat waren ze met twintig man aan het werk. De generator draaide maar in de afgesloten ruimte konden de verbrandingsgassen niet weg. We passeerden er juist toen een aantal mensen naar buiten kwam en klaagde over hoofdpijn. We zijn gaan kijken en stelden binnen een hoge concentratie CO vast.” Twaalf van de twintig mensen moesten naar het ziekenhuis, het medisch rampenplan werd afgekondigd. “Waren we iets later gekomen, dan was het voor een aantal wellicht te laat geweest.”
Aan de tweede brug over de Vesder kijken we naar de ravage tegenover ons. Een massa brokstukken met daaronder nog een klein deel van een oldtimer, achtergebleven in iemands tuin. Betonnen geraamtes in de ondergaande zon. Nu de dag ten einde loopt, valt de stilte op. Alleen het geluid van de graafmachine in de Vesder gaat onafgebroken door. Voor ons ligt een bemodderde roze bh op een grijze brok steen. “Ken je de oorlogsfilm Saving Private Ryan?”, vraagt de fotograaf. “Deze brug doet me eraan denken. De verwoesting is even groot.”
Schuin tegenover ons zien we hoe Christiane Mathonet Sluse, de vrouw wier moeder verdronk, van haar stoel opstaat en wegwandelt, gesteund door een vriendin. Ze werpt nog een blik in haar huis, zet de stoel binnen en verdwijnt om de hoek. Morgen is ze hier terug, had ze gezegd. “Mijn hart zit hier, op deze plek. Dat zal het water me nooit afnemen.”